- 8 - raad dat dezelfde leden uit die commissie rekenkamer weer scherper reageren naar het college. Ik denk dat daar de voorlichting niet mee gediend is. Als je het rapport leest, zo heb ik het althans gelezen, dan lijkt het erop alsof de voorlichting naar buiten toe op een redelijk tot goed niveau is. Men is redelijk tevreden. Tegelijkertijd is er via allerlei interviews geconstateerd dat intern binnen het gemeentelijk apparaat de voorlichting door de verschillende afdelingen, de decentrale voorlichting, niet altijd over rozen gaat. In de commissiebehandeling hebt u als college aangegeven dat er in het rapport en in de aanbevelingen een aantal goede aanbevelingen staat op basis waarvan u zei: nou, daar zijn we mee bezig of we gaan er in de toekomst aan werken. Toen viel mij een zin op in het antwoord van het college op de notitie voorlichting gewogen, waarin staat: de inhoud van het rapport bevat geen nieuws. Dat begrijp ik niet. In de commissie zegt u: de aanbevelingen, daar zijn we mee bezig ze uit te werken of we zijn er al mee bezig om eraan te werken, andere aanbevelingen, daar gaan we zeker wat mee doen. En u schrijft hierin dat het rapport geen nieuws bevat. Het is óf het één, óf het ander. Ik heb toch nog een opmerking in de richting van het college. Misschien niet dit college, maar ook naar het vorige college. Als je een nieuw project start, zoals toen met centrale en decentrale voorlichting, dan is de begeleiding aan de start van het project heel erg belangrijk. Want als de begeleiding in het begin van het project niet goed of onvolledig gebeurt, dan moet je verwachten dat in de loop van het proces er dingen fout gaan. Nu heeft de rekenkamer geconstateerd dat er dingen fout gaan. Misschien is het goed om diezelfde notitie die in 1992 is aangenomen, nog een keer ter hand te nemen en daarvan datgene wat als aanbevelingen is gegeven nog eens een keer goed na te lezen en te kijken of we met een nieuwe start, met nieuwe mensen op een goede manier bezig zouden kunnen gaan Dan kom ik nog even op het hoofdstuk van de rekenkamer terug. Ik denk, naarmate je meer specialisme nodig hebt afhankelijk van het onderwerp, dat je een rekenkamer -zo je die in wilt stellen- ook de gelegenheid moet geven om externe adviseurs in te roepen. Je kunt van raadsleden met betrekking tot alle onderwerpen niet verwachten dat ze van alle onderwerpen ook verstand hebben. Ze kunnen hoogstens, nadat ze voorgelicht zijn, nadat ze geïnformeerd zijn, tot oordeelsvorming komen. Ik wacht uw antwoord af in eerste termijn, maar ik denk wel dat datgene wat u in de commissie gezegd hebt: de aanbevelingen zullen worden uitgevoerd, dan wel: we zijn ermee bezig, nu in uw antwoord verwerkt is. VOORZITTER: Ik dacht dat alle fracties het woord gevoerd hadden. Als ik dan mag reageren namens het college? Ik wil een misverstand uit de weg ruimen, als zou er geen waardering zijn voor het vele werk dat de leden van de rekenkamer gedaan hebben. Daar is zeker waardering voor. Het is ook vanavond nog weer gezegd, het was een experiment, er werd gezocht, er wordt gezocht en dat geldt zowel voor u als voor het college. Een eerste resultaat staat hier vanavond op de agenda. Ik denk dat het goed is als we met elkaar afspreken, bekijken, als we door gaan, op welke wijze we doorgaan, of de opdracht beter geformuleerd moet worden, of er externe deskundigen bij moeten worden ingeschakeld, of er een budget voor moet zijn. Wat ons betreft is het experiment niet zodanig dat we zeggen: we stoppen ermee. Nee, ik denk dat we gewoon moeten doorgaan, maar net op die punten die genoemd zijn nog eens even de zaak op een rijtje moeten zetten. De reactie op de commissieadviezen, gedateerd 11 september 1997 heeft nogal wat emoties bij de raad los gemaakt, heb ik gemerkt. Beschouwt u de tekst als niet meer en niet minder dan van het college, dat staat ook in de ondertekening. U hoeft dit als raad ook niet over te nemen. Maar aan de andere kant, om met de heer Krol te spreken, het is goed dat de zaken helder zijn en helder op tafel liggen. Nou, dat moet vanuit de zijde van de raad, maar dat mag toch ook van de zijde van het college. Waarom niet van onze kant? Heer VISSER (GL/PS)Voorzitter, bij interruptie, u kunt toch niet volhou den, als u zegt dat er niks nieuws is gezegd, dat dat helder is? VOORZITTER: Maar ik ben nog niet uitgesproken. 18 september 1997

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1997 | | pagina 181