18 september 1997 - 9 - ;ren ;rop ïgen in het de mee nee het og dat even g wat d, dan jn .s :t een lat -jtje ïogal est m de ran Heer VISSER (GL/PS)Ja, ik ga even in op wat u al gezegd hebt en nog niet op wat u alsnog gaat zeggen. VOORZITTER: Ik heb u ook laten uitspreken en niet geïnterrumpeerd, laat u mij dan ook uitspreken. Heer VISSER (GL/PS)Ja, maar het is toch een goede gebruik in deze raad om af en toe te interrumperen als er iets gezegd wordt? VOORZITTER: Nou, ik kom straks eraan toe. Heer VISSER (GL/PS)U gaat niet in op wat ik zeg? VOORZITTER: Nee, want ik heb het in mijn antwoord zitten en ik kom eraan toe. De tekst van de brief is dus een reactie van onze zijde en zo dient het ook beschouwd te worden. Het is aan u als raad, als hoofd van de gemeente hoe u daarop reageert, wat u ervan vindt. We hebben waardering voor het werk dat verricht is. Ook bij de behandeling in de commissie a.b.z. -vanavond kwam die vraag nog bij diverse woordvoer ders aan de orde- is gevraagd: wat doen jullie nou met die aanbevelingen? In de commissie heb ik al gezegd: wij nemen die aanbevelingen over, we zijn er al mee bezig. Het staat ook in de brief van B&W op de tweede bladzijde dat wij dus met de aanbevelingen rekening zullen houden. De VVD vroeg: met welke aanbevelingen bent u dan al bezig? Ik begin met aanbeveling 1, aanbeveling 2, 5, 9 en 10. Ik zou zo zeggen: dat is op korte termijn toch al heel wat. De heer Visser vraagt of met de wethouder van financiën besproken is de kwestie van de verschillende potjes die er zijn voor voorlichting. Dat is besproken. U vindt het inderdaad niet terug in de reactie van het college, maar wij hebben daar het standpunt over ingenomen dat waar mogelijk en noodzakelijk de toerekening moet plaatsvinden naar het project of naar de onderwerpen en dat het niet moet drukken op de post centrale voorlichting. De nota van 1992 -en we hebben ook niet anders gelezen uit het rapport van de rekenkamer- is nog steeds een goede nota. Maar we zijn best bereid in a.b.z. met u te kijken of er onderdelen inzitten die wellicht een bijstel ling vergen. Het is ook geen aanbeveling van de rekenkamer om met een nieuwe voorlichtingsnota te komen. Dus u constateert zelf dat de nota die we hebben nog goed is. Dan is er voor het college ook geen reden om met een nieuwe nota te komen. De heer Meilof verwijst naar de interne problemen en zegt: door het rapport van de rekenkamer en ook door de uitspraak van de raad steunen wij juist het college bij de oplossing van de interne problemen. Ik ben daar blij mee en ik heb het van meerdere woordvoerders gehoord, maar daarmee zijn de interne problemen, die -de heer Boerkoel zegt het treffend- niet van nu zijn, maar er ook al in de vorige collegeperiode waren en ook bij de start van de voorlichtingsnota in 1992 bekend waren, niet een-twee-drie opgelost. Het is hier ook niet de plaats om dat nu in detail met elkaar te gaan bespreken, daar zijn andere plaatsen, andere momenten voor. Met D66 ben ik het eens, die stelt het ook voor, om in a.b.z. nog eens op een aantal onderdelen door te praten. De heer Witte neemt het het college kwalijk, een soort dreigement dat hij leest in de brief van het college. U moet het niet zien als dreigement, maar wij vinden wel dat wij de plicht hebben om een signaal dat wij uit onze organisatie hebben opgevangen van de mensen die geïnterviewd zijn en die dus kijken naar het hele verloop van het traject, dat wij de plicht hebben als college, als werkgever om u dat signaal door te geven. Het signaal dat als het in de toekomst op gelijke wijze of bijna gelijke wijze zou gaan, dat zij wat terughoudender kunnen zijn in de bereidheid om in alle openheid Dat waarderen wij juist zo en dat waardeert u ook zo, dat ambtenaren in alle openheid kunnen zeggen wat zij vinden. Dan wordt het moeilijk voor u, maar ook voor ons om precies boven water te krijgen wat wij boven water willen hebben. Het is dus niet als dreigement bedoeld, maar meer als signaal dat wij samen, de raad en het college, en de rekenkamer dus, daar ons op moeten beraden op welke wijze wij daar in de toekomst mee om willen gaan. Wij hechten er juist veel waarde aan om van onze medewer kers die interviews te krijgen. Nogmaals, afsluitend, graag bereid om de commissie a.b.z. met name over de 8 - jd ïïi is ls ze L i als l. Ik i,

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1997 | | pagina 182