20 maart 1997
- 12 -
dat oordeel? Hij zegt: we moeten tegen stemmen. Ik neem aan, als hij echt
BAM is, dat hij dan juist voor stemt als wij allemaal tegen stemmen, dan is
het pas echt een andere mening. Dan datgene wat tussen de regels door
beluisterd is: er schijnt een opdracht te zijn om tegen te stemmen. Ik vind
het volstrekte kul wat de heer Joustra zegt. Laat hij maar eens aangeven
waarop hij dat baseert. Ik neem aan op de feiten, zoals wij ze allemaal
kennen, over acht jaar. Dat is gigantisch lang. Er mag dan in de motie wel
iets zijn verweten richting college, maar er staan een paar woorden bij in
de motie. Er wordt ook aangegeven dat de rechtszekerheid van de burger
gewaarborgd moet zijn. Dat denk ik ook. Maar we mogen ook van burgers en
bedrijven die onderhandelen met de gemeente, een eenduidige mening verwach
ten. We mogen ook verwachten dat als wordt gezegd dat bepaalde informatie
wordt gegeven, dat die wordt gegeven. We mogen ook verwachten dat als men
zegt dat instemming is gegeven vanuit bepaalde fracties, dat het wordt
aangetoond dat instemming is gegeven. Van al die zaken is een onzorgvuldig
handelen te wijten, te verwijten dus aan een deel van de onderhandelings
partners van het college. Daarom staan we niet achter het collegevoorstel
om te verkopen, maar als we gaan praten over wie is wat te verwijten? dan
gaat het wel erg veel verder dan iets te verwijten aan een van de colleges
van de drie die met deze zaak te maken hebben gehad. Want zolang heeft het
gelopen. Wij zijn dus tegen de motie en tegen het collegevoorstel, gemoti
veerd, omdat wij vinden dat de chicanes daar -anders dan op de Koninginne-
laan- in Soesterberg voor ons maar eens afgelopen moeten zijn.
Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF)Voorzitter, het is best wel verwarrend wat de
heer Krijger zegt. Als het helemaal waar zou zijn, wat hij zegt, dan zouden
B&W toch wel een aardige blunder begaan op dit moment om ons dit voorstel
voor te leggen. Want dan stonden ze kennelijk heel wat sterker om ons het
voorstel niet voor te leggen. Dat maakt het wat minder waarschijnlijk dat
je dit zo hard kunt zeggen, wat de heer Krijger zegt.
Voorzitter, ik ben teleurgesteld, behoorlijk teleurgesteld in de discussie
zoals ik gehoord heb dat die in financiën gevoerd is. Ik ben teleurgesteld
in het antwoord dat de wethouder nu geeft, waarmee ze erg weinig motivatie
geeft aan het stukje falen van dit beleid. Ik ben daar dusdanig over
teleurgesteld, dat ik deze motie zal steunen, deze motie van afkeuring van
het op deze wijze voeren van beleid. Dat maakt ons minder waarachtig met
elkaar en dat stelt mij teleur.
Heer KROL (CDA)Voorzitter, de respectievelijke colleges -het zijn er
minstens drie geweest- die gesproken hebben over dit perceel en dit plan,
hebben zich allemaal in meer of mindere mate met deze zaak bezig gehouden.
Er zijn er nog in deze raad aanwezig, die dit plan kenden uit hun vorige
politieke leven. Op het moment dat je dan uiteindelijk in een commissiever
gadering financiën, na een heel dossier -er ligt een heel pak, we hebben
het allemaal goed kunnen bestuderen- tot de conclusie komt dat je vindt dat
we er heel lang over gepraat hebben, dat er momenten zijn geweest waarop
het misschien een goed plan leek, maar dat de overgrote meerderheid van de
commissie financiën op dit moment zegt: dat is een plan waar we om ver
schillende redenen -er zijn bij alle fractie ook verschillende argumenten
geweest, planologisch, financieel- niet mee verder willen gaan, dan denk ik
dat het een prima zaak is dat de raad doet waarvoor hij is ingehuurd,
namelijk aangeven waarom zij een besluit niet willen dragen. Dat er in de
loop van de jaren misschien binnen het college her en der ook wel eens wat
andere gedachten zijn ontstaan, prima. Maar uiteindelijk zijn wij degenen
die daarin een definitieve keuze moeten maken. Die keuze wordt vanavond
door het overgrote deel van deze raad in verschillende bewoordingen
gemaakt, ook door mijn fractie, mijn collega Gerritse heeft dat vanavond
volstrekt helder aangegeven. Dan denk ik dat dat de manier is waarop wij
met elkaar besluiten moeten nemen, ook al hebben ze te lang geduurd en ook
al hebben we heel lang met burgers en ambtenaren -in die zin hebt u gelijk-
gepraat en gepraat en gepraat en gedacht dat er misschien tot een soort
iets gekomen zou kunnen worden. U begrijpt dat dat dan misschien niet een
prijs verdient voor de snelste procedure, dat het misschien niet de prijs
verdient voor het beste gesprek met de burger, maar dat het één ding in
ieder geval niet verdient, dat is een motie van afkeuring. Die motie wijzen