25 juni 1998
- 22 -
naar de raad?
Wethouder BLOMMERSDaar was ik nog niet aan toe, mijnheer Van Wuijckhuij-
se
VOORZITTER: U krijgt allemaal in tweede termijn nog een keer het woord.
Heer ROEST (D66)Ja, maar sommige dingen in een debat lopen wat beter als
het wat geconcentreerder is, voorzitter, als je daar op in kunt haken. Want
als er feitelijke onjuistheden worden gezegd, dan denk ik dat het toch
moeilijk wordt. Ik heb aandachtig naar het betoog geluisterd. Maar het kan
toch niet zo zijn dat de wethouder in dit geval dus zich achter correspon
dentie van ambtenaren verschuilt. Zij had dus -en dat is de essentie, dat
wil ik toch nog maar even in overweging geven- op 1 juli en als ze het toen
niet wist dan toch zeker in januari toen ik expliciete vragen had gesteld
en geleidelijk informatie kreeg, had zij zeker moeten weten -en daar gaat
het om, voorzitter- dat ze mij op dat moment, waar ik vragen stelde in het
vragenhalfuurtje, juiste informatie kunnen geven. Net zo goed als ik deze
nu binnen een week wel kon krijgen, al moest ik bijna dreigen met de Wet
openbaarheid van bestuur. Ik had op dat moment recht erop en dat is een
heel belangrijk punt. Dat verwijt ik de wethouder.
Wethouder BLOMMERS: Het feit dat ik in januari het antwoord heb gegeven
zoals dat was, daar trek ik geen woord van terug en daar heb ik ook geen
woord aan toe te voegen. Het feit dat u -en dat hebt u mij net horen
zeggen, voordat u me interrumpeerde-
VOORZITTER: Wilt u via de voorzitter spreken?
Wethouder BLOMMERS: dat de heer Roest, voordat ik door hem geïnterrum
peerd werd, heb ik net toegegeven, inderdaad regelmatig heeft gevraagd naar
stukken. Het feit dat dat kennelijk niet goed liep al die tijd was aanlei
ding om na de laatste commissievergadering -dat hebben we ook zo
afgesproken- de heer Roest de stukken ter inzage te geven. Ik heb daarbij
niet een dreiging van de Wet openbaarheid van bestuur gevoeld. Ik heb aan
de heer Roest gevraagd: als u die stukken hebt gezien, kunnen we dan een
afspraak maken, zodat ik inderdaad weet dat u nu alle stukken hebt waar u
inderdaad behoefte aan hebt. Want u realiseert zich met z'n allen dat er
ontzettend veel stukken over bepaalde zaken binnenkomen en dat ik dus niet
precies op dat moment wist of het volledig was. De heer Roest heeft mij nu
gezegd dat het de stukken waren die hij bedoelde. Dus ik denk dat ik dan nu
eindelijk de weg heb gevonden.
Dan wil ik eigenlijk besluiten in eerste instantie, dat ik vind dat de zaak
waar het hier om gaat ontzettend belangrijk is. Ik zou dus kunnen denken
van: ik word nu zo persoonlijk aangevallen en die zaak is zo belangrijk,
laat ik die zaak niet kwetsbaarder maken door hier te blijven zitten, want
dan wordt in ieder geval niet meer twee zaken volledig door elkaar gehaald.
Maar ik heb anders besloten. U zult het nog even met mij moeten doen.
VOORZITTER: Wie mag ik in tweede termijn het woord geven?
Heer ROEST (D66)Voorzitter, mag ik een schorsing van de vergadering
verzoeken?
VOORZITTER: Ik schors de vergadering.
VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Ik geef het woord aan degene die de
schorsing heeft gevraagd.
Heer ROEST (D66): Voorzitter, op een aantal elementen van de beantwoording
wil ik ingaan en ook wil ik ingaan op de reacties van een aantal andere
fracties in de raad, waar dat nodig is. Allereerst, voorzitter, werd mij
verweten dat ik niet in een eerder stadium met een concreet plannetje was
gekomen. Dat was natuurlijk ook zo. Maar dat plannetje moest alleen maar
bedacht worden in een situatie die zo nijpend, zo uitzichtloos was, dat ik
me realiseerde dat je dus niet alleen maar nee kunt zeggen, wat ik heb
gedaan, maar dat je dus ook een andere weg moet aangeven. Dat is de manier