18 november 1999
- 4 -
door een aantal andere fracties naar voren is gebracht over het daadwerke
lijk wonen op die verdieping. De wet op de r.o. zegt eigenlijk wat er mag.
Er mag op de eerste verdieping gewoond worden en er mag geen kantoor. Wat
laten wij daar toe? En het mag dus niet strijdig gebruikt worden. Er mag
dus op die plek niet iets anders gebeuren dan gewoond. Maar uw vraag of er
ook daadwerkelijk gewoond wordt, laten we zeggen: leegstand, zou ik het zo
mogen formuleren, wij kennen geen verordening, geen regeling in deze
gemeente, die het leegstaan, het komt ook nauwelijks voor in de huidige
woningmarktsituatie, die dat verhindert of verbiedt. Dus, op de concrete
vraag, en helderder kan ik het niet maken, kunt u als college afdwingen
door middel van het publiek recht, door middel van het bestemmingsplan,
door middel van deze procedure, dat daar ook daadwerkelijk gewoond wordt,
is het antwoord: nee. Ik weet uitdrukkelijk dat het uw wens is, en die wens
heb ik natuurlijk ook wel overgebracht aan de heer De Swaan, dat er van
allerlei oogpunten vanuit o.a. sociale controle, op dit terrein wenselijk
is en leegstand sowieso niet wenselijk is in deze woningmarktsituatie, dat
er ook gewoond wordt. Ik denk dat hij dat goed gehoord heeft en goed in
zijn oren heeft geknoopt, maar uw vraag of ik het kan afdwingen, beantwoord
ik met nee, omdat ik dat niet op een goede manier zie te regelen. Als dat
ertoe leidt dat u uw steun niet aan dit voorbereidingsbesluit kunt geven,
dan vind ik dat op zich jammer, maar het zou onjuist en onverstandig zijn
als we daar een hele ingewikkelde juridische constructie zouden bedenken
die wij in deze gemeente nog niet kennen, alleen maar om u daarmee over de
streep van dit voorbereidingsbesluit te trekken. Voorzitter, dat zou ik
onwenselijk vinden. Dat was het.
Heer STORIMANS (CDA)Nogmaals, ter verduidelijking van wat ik in de eerste
termijn heb gezegd. Wij zijn voor dit voorstel. We nemen hier een voorbe
reidingsbesluit. Zoals in het verleden zijn wij nog steeds van mening dat
op deze lokatie bepaalde zaken mogelijk zijn. Wij zullen alleen, en wij
zien die koppeling in deze niet, bij de art. 19-procedure, als die gaat
lopen, kijken naar de spoedeisendheid.
Heer VAN VUUREN (GPV/SGP/RPF)Ik wil er dan toch even op reageren. Voor
ons telt daarin dat het oorspronkelijk een woonpand is geweest, waarin
indertijd toestemming is gegeven om daar voor 60% er een kantoorbestemming
aan te geven, die verhouding 4 0-60 werd meen ik omgekeerd, onder het
uitdrukkelijke beding dat die woonbestemming gehandhaafd moest blijven. Nu
zegt u: de woonwet geeft ons geen mogelijkheden om daadwerkelijk invulling
van dat wonen af te dwingen, blijft voor mij het gegeven dat op deze manier
dan gewoon kans gezien wordt om er een feitelijk kantoorpand van te maken,
waar je af en toe eens een keer logeert. Dat is niet de bedoeling geweest
en ik zal dus tegen dit voorbereidingsbesluit zijn.
Heer WITTE (GGS)Voorzitter, het antwoord van de wethouder op de vraag van
het GPV roept bij mij weer de vraag op: is de wet op de woonruimteverdeling
dan vervallen? Er was altijd een wet op de woonruimteverdeling, art. 48,
uit mijn hoofd gezegd, waarin wel degelijk de gemeente kon eisen als het
niet door een ander bewoond werd, dat het dan toegewezen kon worden in de
woonruimte
Wethouder KROL: Ik vond het wel aardig, voorzitter, het artikel dat genoemd
werd, maar woningen toewijzen van particulieren, dus koopwoningen, het is
mij niet bekend dat dat artikel waar u op doelt er van toepassing voor is.
Dus ik zie dat niet. Ik heb aangegeven dat het bestemmingsplan, en in die
zin deel ik ook de woorden die er door de heer Van Vuuren over gesproken
zijn niet, is aangepast, of wij hebben daar een poging toe gedaan, met
uitdrukkelijke voorwaarden dat een woonbestemming blijft gelden op de
eerste verdieping. Die woonbestemming blijft gelden, die geldt daar
trouwens sowieso, want op dit moment helemaal formeel gesproken, is het
gewoon een woonhuis, door de uitspraak van de Raad van State geldt hier een
eo-bestemming, er zit een woonhuis. In de procedure die we zouden gaan
volgen zou de eerste verdieping woonhuis blijven. In die zin wordt voldaan
aan datgene wat u bij de uitspraken toentertijd in 1996 als voorwaarde
heeft geformuleerd. Het moet een woonhuis blijven, op die verdieping
tenminste. De vraag die u gesteld heeft: kunt u dan afdwingen dat er ook
daadwerkelijk gewoond wordt, heb ik beantwoord met nee, niet via de weg van
het bestemmingsplan en de handhaving daarvan en anderszins alleen maar via
ingewikkelde privaatrechtelijke constructies waar deze gemeente over het