21 september 2000 Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Maar we hebben elkaar fantastisch bijgepraat, maar nou is het de vraag: hoe komt het nou op papier wat we gezegd hebben. En ik denk dat dat, aangezien het om artikelen gaat, heel wezenlijk is, want we moeten ons daar later ook strikt formeel op de juiste manier op kunnen beroepen. VOORZITTER: Absoluut, en daarom is het resultaat van de discussie tot nu toe dat in art. 2 lid 1 het woord werkgroep door commissie vervangen moet worden en dat in art. 5 lid 3 geschrapt wordt en dat in art. 7 lid 3 de commissie de beleidsevaluatiecommissie is. En voor de andere punten is een verdui delijking naar elkaar toe geweest. En ik proef tot nu toe geen aarzeling of tegendraadse stemming ten aanzien van het onderwerp. Of ben ik daarmee te voorbarig? Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Ik hoor bij de heer Van Wuijckhuijse toch een andere invulling bijvoorbeeld, en een andere uitleg ook, dan dat de heer Meilof dat doet. Heer MEILOF (GPV/RPF/SGP): Ik was ook commissielid, ja. Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Ik weet niet welke pet u op hebt, dat maakt het nu zo lastig. VOORZITTER: Nee, dat maakt het niet lastig. Heer ROEST (D66): Ik ben bang dat er toch iets te formeel geredeneerd wordt over dat onderwerp. Ik kan het betoog van Van Wuijckhuijse goed volgen. Hij zegt van: korte lijnen, hij wil de onafhankelijk heid van de commissie toch wat meer gestalte geven. Hij heeft ook de redenering van: er moeten mensen in zitten als het een vaste commissie is, dan zouden ze meer afstand tot het onderwerp in het algemeen kunnen hebben. Daar kan in voorzien worden. Ik vind dat wel een belangrijk punt, maar ik kan daar tegenover stellen dat de andere kant van de medaille is dat de betrokkenheid van raadsleden bij zo'n commissie natuurlijk ook daarmee beter gewaarborgd is. En ik moet voor mij zelf sprekend in ieder geval constateren en vandaar dat ook dat artikel van minimaal vier leden, daar staat in dat ik zelf zo'n belasting toch wel erg groot zou vinden, dat ik daar steeds in zou zitten. Dus wat mij betreft, zou ik die wisseling wel een goede zaak vinden. Maar ik kan me voorstellen, we moeten het niet zo zwaar zien, dat we er gewoon een jaar mee werken. Ik zei al: vallen en opstaan. En volgend jaar is er dan een moment; dan zien we gewoon een aantal omissies. Dan komt de heer Van Wuijckhuijse, dan heeft die daar ruimschoots de tijd voor, met zijn eigen echte goede voorstel en dan doen wij daar ons voordeel mee. Want ik denk dat hij inderdaad hele zinvolle opmerkingen maakt. Maar we moeten het niet zo zwaarwichtig maken van dat we hier nou gewoon op de punten en komma's letten. Dan denk ik dat we al met een valse start bezig zijn als we dat doen. VOORZITTER: Oké, ik ga nog even naar de heer Van Wuijckhuijse, die heeft wat vraagtekens geplaatst. Wij hebben er beraadslagingen over gehad. Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS): U zegt het goed, vraagtekens in plaats van punten en komma's. Ja voorzitter het is niet onze bedoeling om nu de gang van zaken hier te frustreren of in een formeel vaarwater te trekken. We hadden ons kunnen voorstellen dat vanuit de open gedachtewisseling zoals die hier heeft plaatsgevonden de beleidsevaluatiecommissie misschien heel vernieuwend een aantal zaken in de verordening zou hebben aangepast of zou hebben gezegd van: we nemen even die verorde ning mee terug, we kijken daar nog eens een keertje naar en op die en die punten komen we dan met een wat andere uitwerking die beter aansluit bij een breed gevoelen in de raad. Maar ja, u zit als voorzitter van die commissie nee te schudden, ja nogmaals wij hebben ook geen Heer MEILOF (GPV/RPF/SGP): Voorzitter bij interruptie, ik vind dat het zo echt inhoudelijk anders is, wat de heer Van Wuijckhuijse zegt. Hij wil ook een zwaarder type commissie en ik denk dat de werkgroep daar niet voor gekozen heeft. - 28 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 2000 | | pagina 253