16 november 2000
Mevrouw GERRITSE (CDA): Ik deel de teleurstelling van de PvdA en van de GPV, want toen wij dit
voorstel in eerste keer hadden, dachten wij dat iedereen enthousiast mee zou gaan met het beter
gebruiken van de grond. Het is erg jammer dat dat niet gelukt is, misschien dat het in de volgende
periode wel gaat lukken, omdat men hoort dat wij er serieus over nadenken. Ik vind het erg jammer dat
er ook niet een parkeergelegenheid met elkaar kan. Dat men niet door één deur kan. Het vreemde is,
als zo'n terrein klaar is, dan ze dan in één keer wel één vereniging hebben en met elkaar door één deur
gaan en allerlei dingen met elkaar samen doen. Maar op voorhand lijkt dit erg moeilijk te zijn. Het is
erg prettig dat één van de grote bedrijven die wegging, gedacht had weg te gaan, dat die weer terug
komt. Ik vind dat ook een heel positief iets. Ik moet wel zeggen dat ik vind dat van D66 de verhouding
van werknemers en hoeveelheid vierkante meters een appel- en perenvergelijking is, want een loodgie-
tersbedrijf heeft nooit al zijn personeel op het terrein, dus dan kun je niet 53 mensen gaan zitten
rekenen die door heel Nederland heen fietsen, dus dat is een verkeerde vergelijking.
Heer ROEST (D66): Het is natuurlijk zo dat ik daar niets nadeligs over zal zeggen. Je hebt natuurlijk
verschillende bedrijven. Maar u bent het met me eens dat deze hele raad, ook in de aanbieding heeft
gezegd dat het aantal arbeidsplaatsen in relatie moet staan, in een redelijke verhouding tot het aantal
vierkante meters wat we uitgeven. Dat bent u toch wel met me eens? En daarin wil ik kijken, met een
hele grote bandbreedte. Maar tien keer zoveel, als wat ik net heb gezegd, dat lijkt me toch wel heel erg
raar.
Mevrouw GERRITSE (CDA): Ik wil daar graag even op reageren. Er heeft ook een artikel in een krant
gestaan van één van onze ambtenaren dat het gevaarlijk is om zoveel productiebedrijven te hebben, en
juist productiebedrijven hebben veel mensen nodig, en toch zit daar het gevaar in, want het blijkt dat
die allemaal weggaan in de loop van de tijd. Dus we moeten proberen om bedrijven te krijgen die niet
een grote moeder in het buitenland hebben, zodat de moeder in het buitenland bij moeilijke tijden zegt
van: alles naar mijn eigen bedrijf. Dus Soester bedrijven die in Soest helemaal geworteld zijn, dat
heeft mijn persoonlijke voorkeur, en waarschijnlijk ook wel van mijn fractie en dit zit al te knikken, en
dat zijn niet altijd productiebedrijven, sorry. Dank u.
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS): Voorzitter, allereerst zou ik toch mevrouw Blommers gerust
willen stellen, want ze is op een perfecte manier waargenomen tijdens de afgelopen commissie
financiën. Wel vinden wij het jammer inderdaad dat er niet ondergronds geparkeerd wordt. We
hebben ook in de periode voorafgaand aan dit geheel in de commissie al aangegeven dat het waar
schijnlijk gewoon noodzakelijk zou zijn om het verplicht te stellen. En daar wilde toen een aantal
fracties niet naar luisteren. Ja, dat is altijd fout, dank u wel meneer Roest, maar dat heeft nu inderdaad
mede natuurlijk ook dit bepaald. Dus wij denken dat overigens de evaluatie zoals die zal plaatsvinden,
zich niet alleen zou moeten richten op dat parkeren, maar dat we ook moeten kijken hoe werken nou al
die factoren die we hebben gebruikt in die Blommerscoëfficiënt, hoe werken die nou in de praktijk uit.
Dus arbeidsplaatsen, komen die bedrijven uit Soest, zijn we tevreden over al die aspecten die daarin
zijn meegenomen en wij denken dat uit die evaluatie dan een zekere bijstelling zou moeten blijken en
dat we in ieder geval tot de conclusie moeten komen dat het parkeren ondergronds verplicht zou
moeten zijn.
Heer MEILOF (GPV/RPF/SGP): Voorzitter, bij interruptie. Het evalueren van zoiets, wat ongeveer
het laatste is wat we doen op dit gebied, is dat heel erg nuttig, is dat voor als we gaan verhuizen naar
een andere plaats?
VOORZITTER: Dit vraagt u de heer Van Wuijckhuijse?
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS): Ik snap het niet.
8 -