21 december 2000
- 21 -
de jeugdherberg noemden, en voldoende beschermende mogelijkheden gebiedt om de ontwikkelingen
en ook de mogelijke overlast van dit gebied in de hand te houden. En een aantal van u doet ook een
stevig appel op het college door te zeggen: denkt erom dat de uitstralende werking van dit low
budget-hotel niet ten nadele van de anderen in dit gebied zal zijn. Op dat punt moet u natuurlijk op ons
kunnen rekenen. Ik denk dat ik daarmee de hoofdlijn van dit bestemmingsplan heb aangegeven
voorzitter. Dank u wel.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter ik probeer even door te praten met de wethouder
over wat hij nu daarnet exact heeft gezegd. We praten over een bestemmingsplan. Hij zegt: de regels
zijn gewijzigd en denk eraan gemeenteraad, alles watje nu regelt betreft planschade voor de gemeente.
Dan zou je dus tot de conclusie moeten komen bedenk ik me nu, dat het vaststellen van een bestem
mingsplan zoals dit, gebeurt en gebeurt niet, laat ik het zo even formuleren. U houdt als het ware een
behoeftepeiling, een meningspeiling in deze raad. Iedereen kan dan horen wat we ervan vinden. In het
binnenstedelijk gebied kan dus vervolgens per locatie een plan ingediend worden en het enige is dan
dat de gemeente daarmee gevrijwaard is van planschade. Dat maakt het toch wel raar. Want dat
betekent dat bij ieder bestemmingsplan in de toekomst het college om dat laatste wat ik net zei te
voorkomen
Wethouder KROL: Voorzitter, als u het mij toestaat een korte interruptie op dit punt, omdat dat
verhelderend is. Bestemmingsplannen hebben dus inderdaad de neiging conserverender van aard te
zijn, maar het is aan u, en u ook als PvdA-ffactie en alle andere fracties om de consequenties van het
wél inpassen in ogenschouw nemend uw eigen afweging te maken.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Maar dat is op zich wel helder, maar ik probeer even te denken
dat vanuit het college, vanuit een opdracht van het college, zou het dus zo zijn dat wij in het vervolg
bij ieder bestemmingsplan zeggen van: dat doen we en zodra we maar zien dat er mogelijk sprake zou
kunnen zijn van planschade voor de gemeente, zullen we dat nooit, ook al zouden we het beter vinden
of mooier of vul maar in, honoreren, want dan lopen we het risico van planschade. Dat is dus wel een
soort U-bochtconstructie. Want daarmee heb ik dus nooit meer een zuivere mening van het ambtelijke
apparaat c.q. van het college. En doet u als het ware niet anders dan ons vragen van: geef maar aan wat
u wilt, bewoners u hoort het wel, want daarmee lopen we geen financieel risico. Als ik dus puur
financieel kijk, moet ik dus nu zeggen van: ik ben voor een heleboel dingen, maar ik ben er toch tegen,
want anders dan krijgt de gemeente dat op het bordje. En dat is wel raar hoor. En als ik ja zeg, dan zeg
ik tegen de gemeente c.q. tegen de bevolking van Soest: ja, als er planschade uitkomt, dan moet u daar
allemaal in mee betalen. Dat maakt het wel heel verrekte lastig. En dat is natuurlijk ook raar eigenlijk
aan de procedures zoals ze er dus nu liggen. Ik vraag me wel even af, we zitten dan in een tweede fase,
bijvoorbeeld bij een aantal plannen waarvan ik nu denk dat ze niet door zouden kunnen gaan, maar
waar het de intentie van partijen is, bijvoorbeeld bij het CDA, om er nog eens over na te denken. Zit er
dan eventueel weer een bezwaarschriftenprocedure aan? Ja. Dus het hele circus komt dan weer op
gang enz. enz. Nou dat is lekker. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd voorzitter. Het zou niet anders zijn.
Ik vind dat een aantal dingen gewoon moeten kunnen met de lasten die daar dan eventueel uit voortko
men.
Heer KRIJGER (VVD): Als wij het goed begrijpen, zoals de wethouder het heeft uitgelegd, en we
denken het begrepen te hebben, is het eigenlijk zo: je maakt een plan in een maagdelijk gebied, bijna
maagdelijk, jaren geleden. Daarna is het aardig volgebouwd. Nu kun je zeggen: we gaan een nieuw
plan maken dat in wezen alles bevriest, consolideert of wat dan ook. Dan loopje geen enkel risico, dan
gebeurt er helemaal niets. Als je zegt: toch willen we wat gaan aanpassen, dan heb je op dat moment te
maken met die nieuwe belanghebbenden, die kunnen zeggen: we hebben hier bezwaar tegen, want u
heeft iets mogelijk gemaakt voor ons, we hebben daar een huis, of een woning, of een bedrijf; door
iets naast er toe te staan ga ik nu schade lijden. En dat is nieuw. Helemaal niet nieuw, maar sinds tien
jaar is dat nieuw. En nu komen we uit op een andere beleidslijn. Als wij willen weten of dat aanvaard-