Raadsvergadering 15 oktober 2001
-36-
woonruimteverdeling aan de positie van mensen onder de 25 of onder de 30, want die redden het op
dit moment in de woonruimteverdeling absoluut niet. Dat heeft iets met geld te maken, maar dat heeft
ook iets met leeftijd te maken. En dus doe je daar wat aan. En we zijn uitermate ontevreden met z'n
allen, al heel erg lang, over het systeem van de loterij, zoals we dat noemen. Een paar mensen in de
Boerenstreek, met loten, heel gelukkig met de woning die goedkoper is dan de marktprijs. En
vervolgens bedenken we allerlei ingewikkelde constructies, ingewikkeld juridisch, ingewikkeld
belastingtechnisch, om die woning na 7 jaar toch nog weer enigszins voor de samenleving beschikbaar
te houden. En daar moetje vanaf, dat past een overheid in deze nieuwe eeuw ook niet meer. Je moet
toe naar woningen die weer tegen de marktprijs worden aangeboden en je moet als overheid die
mensen ondersteuning bieden die dat niet op eigen kracht kunnen. Dus ga je naar een systeem waarbij
je de mensen ondersteunt, en waarbij je niet de woning of de gelukkige ondersteunt. Dat zijn
voorstellen waarvan we vanavond en ook a.s. woensdag niet hoeven te zeggen of we ze goed of slecht
vinden, maar het geeft aan dat we erover nagedacht hebben en gezegd hebben: hoe kun je in een
woningmarkt waarin geen plek meer is om veel woningen te bouwen, dus de krapte zal er altijd
blijven, hoe kun je de schaarste, de mensen met de kleinere portemonnee, toch nog kansen geven in
die woningmarkt. Daar zijn we volop mee bezig.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter, mag ik via u wat aan de wethouder vragen? Heb ik
het goed begrepen dat die nota Wonen in ieder geval voor de commissieleden, voor de raad schriftelijk
becommentarieerd kan worden, om hem dan na de verkiezingen, dus als onderdeel van een nieuw
beleidsprogramma te integreren? Wat is er op tegen dat de raad gewoon in december mondeling een
schot voor de boeg doet? Waarom moet dat schriftelijk? Dat werkt denk ik niet handig. Ik denk dat het
goed is dat wij gewoon, nou even recht voor z'n raap, praten daarover. Dat dat gewoon vastgelegd
wordt en dat kan dan de imput zijn voor uiteindelijk dat overleg waar u op doelt. Ik denk dat dat een
systeem is dat meer recht doet aan de democratie zoals we die hier met elkaar gewend zijn. Zo'n
ingewikkelde nota schriftelijke becommentariëren kost iedere fractie heel veel tijd, en de vraag is wat
het dan ook uiteindelijk oplevert. Het moet dus niet tot beslissing komen wat mij betreft, maar gewoon
tot een open gedachtewisseling met elkaar, recht voor z'n raap schieten op, nou ja, positief redeneren.
En u zult natuurlijk begrijpen dat daar waar wij vorig jaar dat wijkvoorstel hebben gedaan, ik hoor u
daar niet meer over, ik lees er ook niks meer over, maar ik heb het u van harte gegund, dat we daar in
ieder geval ook over spreken.
Wethouder KROL: Ja voorzitter, ik ben altijd voor open gedachtewisselingen in de functionele
commissie over dit soort onderwerpen en ik heb ook niet willen aangeven dat ik daar tegen ben. Ik heb
alleen aangegeven: als je een fundamentele koerswijziging van je beleid wil, dan past ons, en dat is
dus nu nog raad en college, een wat terughoudende opstelling. En die terughoudende opstelling
betekent: je legt iets in de samenleving bij alle participanten, je geeft ze de gelegenheid om daar alles
over te zeggen wat ze willen zeggen en dan is de politiek aan de beurt. En in uw benadering proef ik
iets, en dat heeft u ongetwijfeld niet bedoeld, via de voorzitter in de richting van mevrouw
Stekelenburg, dat we daar vooraf al vast iets over zouden willen zeggen. We hebben er voldoende met
elkaar over gediscussieerd. We hebben vorig jaar bij de begrotingsbehandeling, mede op uw initiatief,
zeer intensief, ik zou haast zeggen een benen-op-tafel-discussie gehad, juist over het onderwerp
wonen, woonruimteverdeling, volkshuisvesting in andere termen. En het past ons nu denk ik om dat
eerst in de samenleving neer te leggen. Daar met z'n allen goed over te kunnen discussiëren. Ook niet
in de laatste maanden van deze collegeperiode nog eens even snel daar al te veel over zeggen, en dat te
integreren als nieuwe elementen in een nieuw collegeprogramma voor de nieuwe periode. Dat lijkt
ons, dat lijkt mij, de beste benadering.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter, mag ik nog één keer. Ik ben het op zich eens met de
uitkomst van wat de wethouder zegt, alleen ik zou het toch op prijs stellen, wij zijn ook een onderdeel
van die samenleving, we zijn ook gesprekspartner. En wij mogen het nu schriftelijk doen. Dan denk
ik: dat is dus jammer. Waarom kunnen we gewoon niet in december daarover spreken? Dat heeft
uiteindelijk hetzelfde effect en mogelijk dat we dan zonder dat er een beslissing in zit, gewoon met
elkaar kunnen zeggen: die kant, wethouder, moet u het met deze raad op doen.