ongunstig is, ik wil nu mijn verhaal even afmaken, dat dat ongunstig zou zijn voor Soest. Dan gaat er
bij mij een fundamentele discussie
Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS): Mogen we niet meer met u in discussie, dat was toch dat
dualisme wat u zo graag wilde.
Mevrouw MANN (GL): Daarom ging ik nu eventjes kijken wat u daar zelf straks als reactie op wilt
geven.
Het enige wat ik dus wil zeggen is dat de redenering, en die wil ik gewoon even hier neerleggen, er
verder uitkomt is: als Den Haag gaat middelen, is dat ongunstig voor Soest, maar wel gunstig
misschien voor een arme gemeente. Moeten wij als rijke gemeente net zo goed niet sociaal denken
van: als een regeling vanuit Den Haag eventueel gunstiger is voor de sociaal zwakkere gemeenten,
hebben we daar a priori altijd bezwaar tegen? Dit is ongeveer mijn verhaal.
VOORZITTER: Niet alleen op dit punt, maar gewoon ook wat de tweede termijn betreft. Of had u ook
nog andere zaken? Dank u wei. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Vuuren.
Heer VAN VUUREN (CU/SGP): Voorzitter, dank u wel. Ik wilde heel kort reageren op de
antwoorden die het college in eerste termijn op maandagavond heeft gegeven. Ik vond het zeer
informatief, alle toelichting die werd gegeven, beantwoording van vragen, reacties op de algemene
beschouwingen, met name wanneer daar ook al door de heer Witte wordt ingegaan bij het onderdeel
cultuur dat er gesproken wordt over een fonds voor kleine cultuuractiviteiten. Er zullen straks in de
moties nog verschillende voorstellen over komen. Ik weet niet of ik daar nu in algemene zin op moet
reageren of straks. Laat ik het toch nu maar doen, dan ben ik het kwijt. Er werd steeds verwezen naar
het fonds kleine cultuuractiviteiten, dat dat vergelijkbaar zou kunnen zijn met het fonds kleine
sportactiviteiten. Wat mij gestoord heeft bij het fonds kleine sportactiviteiten is dat we een budget
hadden, juist om allerlei dingen te creëren van ik noem maar wat, een basketbalpaal in de wijk,
gewoon iets wat normaal niet zo gauw tot stand komt. En in de jaren dat het nu bestaat, heeft het fonds
prima gefunctioneerd, maar wel met name voor de sportorganisaties die al gesubsidieerd worden en
die dan kans zagen om kleine dingen er nog even gauw door te krijgen. En in drie maanden tijd was
het fonds leeg. Wat ik bij cultuur dan bedenk dat is: ik was geïnteresseerd wat de heer Paans ons
daarover vertelde, dat er elk jaar zo'n 254, als ik me het getal goed herinner, uitvoeringen worden
gegeven, en ik weet dat daar een aantal amateurgroeperingen zijn die er geen seconde over na zouden
denken wat het gemeentehuis daarin voor hen van belang zou kunnen zijn. Terwijl ik impulsief dacht:
juist kleine groepen die eens een optreden verzorgen zouden in informatieve zin daar zoveel belang bij
kunnen hebben, dat er bekendheid aan wordt gegeven, dat ze daarin ondersteuning krijgen. Ik hoop dat
bij het inrichten van een fonds kleine culturele voorzieningen daaraan gedacht wordt en dat niet de
reeds bestaande gesubsidieerde culturele activiteiten kans zien om in twee maanden tijd dat hele fonds
weer leeg te halen.
Een tweede punt: ik heb in de commissie indertijd vragen gesteld over de precieze invulling van de
alleenstaande ouder bij de sociale diensten en met name ook van: als de alleenstaande ouder kiest
voor werk of studie, dat die dan mogelijk voorrang kan krijgen bij kindopvangplaatsen. Ik heb daar
toen geen antwoord op gekregen. Ik heb het in mijn algemene beschouwingen genoemd, en eigenlijk
heb ik alleen een impliciet antwoord gekregen omdat de heer Krijger noemt dat alle in het
raadsprogramma genoemde zaken in de begroting zijn opgenomen. Ik ben toch even benieuwd naar
een wat meer gedetailleerd antwoord. Dit is voor mij de belangrijkste reactie die ik in tweede termijn
wil geven.
Heer BERVOETS (PvdA): Voorzitter, ook wij willen waardering uitspreken voor de vele woorden die
er zijn gevallen, tot ons zijn gekomen via de diverse portefeuillehouders, in casu het college. Veel
gedaan, veel te doen, zeiden ze bij onze partij een paar maanden terug. Maar toch vonden wij in de
beantwoording niet altijd concrete antwoorden op wat punten die bij ons zijn blijven liggen vanuit de
algemene beschouwingen. Ik heb vijf concrete vragen die ik daarom nog een keer zou willen stellen en
ik vraag de desbetreffende portefeuillehouders straks in hun termijn daarop te reageren. Bijvoorbeeld
het hangplekkenbeleid. Wat is de planning daarvan? Daar heb ik geen antwoord op gehoord.