-12-
Raadsvergadering 20 februari 2003
-13-
l mee even goed te bespreken met iedereen. Want precies, wat u zegt, kan ik me heel goed voorstellen. Je
naar moet deze uitspraak één keer doen en dan ook goed. En waarschijnlijk is dit toch niet het juiste
d, moment om dit te doen. En wij zullen deze motie niet nu indienen, maar wel kijken of we er een
raden volgende vergadering op terug kunnen komen,
at die
VOORZITTER: Oké. Kan ik daarmee vaststellen dat de beraadslaging op dit punt, ingebracht door de
Partij van de Arbeid over huisvesting politie als voldoende in het vragenhalfuur behandeld is.
Akkoord. Daarmee hebben we dat punt gehad. We gaan over naar het volgende agendapunt.
e
'en op 5b. Interpellatie van de fractie van Soest 2002
ïn
e VOORZITTER: Conform het reglement van orde van de raad, art. 37 krijgt de indiener van de
5 dat interpellatie gelegenheid het onderwerp toe te lichten. Vervolgens zal namens het college de
vraagd wethouder voor een nadere reactie zorgen. Vervolgens, en zo staat het ook in het reglement, krijgen de
iting raadsfracties gelegenheid éénmaal een reactie te geven, waarbij op dit punt het laatste woord is aan de
i geen fractie die de interpellatie heeft verzorgd, de fractie van Soest 2002, om dan vervolgens te kunnen
en vaststellen: komen we op een punt van afronding of niet.
wij Wie van de fractie van Soest 2002 kan ik het woord geven?
in. Heer MIDDELKOOP (Soest 2002): Dank u wel voorzitter. Ja, waarom een interpellatie? Het besluit
tot realisering van plan Spoordal is gevallen in de raadsvergadering van december 2002 en dat besluit
respecteren wij, en daar willen wij dus ook niet op terugkomen. Wel echter op de
informatieverstrekking door de verantwoordelijke wethouder aan de raad. De vragen van Soest 2002
lag er in de desbetreffende raadsvergadering zijn onbeantwoord gebleven. Daarom hebben we ze
bij noodgedwongen schriftelijk nog eens moeten stellen. Uit de notulen en de ontvangen antwoorden
ïiddels blijkt dat de wethouder de raad onvolledig en onjuist heeft voorgelicht en zelfs onwaarheid heeft
want gesproken, want het plan moest blijkbaar ten koste van alles, en dat alles betekent dus heel veel
tiet. gemeenschapsgeld, doorgaan. Met uw goedvinden voorzitter, zal ons fractielid heer Koelewijn dat zo
nog even onderbouwen, maar eerst wil ik nog aangeven dat wij vinden dat deze gang van zaken niet
iseerd kan en ook niet acceptabel is. Ons vertrouwen in de wethouder is zwaar geschokt. In feite is er sprake
mdat naar onze mening van een politieke doodzonde. Afhankelijk van de concrete antwoorden van de
in de wethouder zullen wij al dan niet met een motie komen. Ik wil gezegd hebben dat wij niet op voorhand
oud uit zijn op het hoofd van de wethouder. Hij zal dan echter wel duidelijk moeten aangeven hoe hij het
iben vertrouwen denkt terug te winnen en te verklaren dat herhaling in de toekomst achterwege zal blijven.
In dat geval kan het wat ons betreft bij een gele kaart blijven. Mag dan nu de heer Koelewijn de zaak
e, en nog wat verder toelichten, voorzitter?
et
loen, Heer KOELEWIJN (Soest 2002): Voorzitter, ik heb voor alle duidelijkheid en om u niet onnodig te
r doen, laten bladeren, de schriftelijke vragen van onze fractie, het antwoord van het college dat ons heeft
ik bereikt, en onze repliek daarop, doen toekomen. Ik ga ervan uit dat alle raadsleden dat hebben. Ik wil
zet, er ook helemaal niet een lange discussie over. Ik zou zo graag willen dat krachtig, maar wel heel
voor duidelijk antwoord wordt gegeven op al die vragen die wij in dat stuk hebben gesteld. Gewoon van
i dat 1 tot en met 6 en alstublieft geen lange wollige verhalen, maar gewoon duidelijk en concreet
antwoord. Dank u wel.
Dus VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Krol. Moeten de vragen voorgelezen worden? Want ik
even dacht dat die volledig verspreid waren en vandaar dat als de indiener van de interpellatie het daarmee
eens is, lezen we de vragen niet voor of u verzorgt het zelf?
en Heer KOELEWIJN (Soest 2002): Als het niet bekend is, dan wil ik het hele verhaal voorlezen, voor
'raag alle duidelijkheid.
e u nu Heer MIDDELKOOP (Soest 2002): Ik hoor achter mij voorzitter, bij interruptie, dat de tribune de
ar wel stukken niet heeft.