Het wonder der sterren aan den hemel De verrekijker ontsluiert een stukje van hun geheimen De melkweg een groep van milliarden sterren Boven: Wij kunnen ons de grootte van de zon niet indenken: Ieder kogeltje moet een wereld voorstel len, meer dan 1.300.000 aardbollen gaan er in de zon. Links: Het noordelijk deel van de maan in het licht van het laatste kwartier. De kraters zijn duidelijk zichtbaar. Rechts: Radiogolven en lichtgolven bewegen zich even snel door het wereldruim. De radiogolven, die in September j.1. de verloving van Prinses Juliana met Prins Bernhard verkondigden, zullen Sirlus, de ster, die het dichtst bij de aarde staat, itm in het jaar 194f bereiken. Het oneindige wereldruim BIJ DE ILLUSTRATIES: Hierboven: Het licht van 't sterrebeeld „De Scorptecn'*, Het licht van zijn helderste ster bereikt ons eerst na 360 lichtjaren. Links: Met de reusachtige verrekijker tracht de astronoom de geheimen van het wereldruim te ontraadselen. Midden: Als een sneltrein 120 dagen onafgebroken om de aarde zou vliegen, dan had hij den afstand afgelegd, waar het licht een seconde voor noodig heeft. van kapitaalkrachtige kringen, waardoor de zegetocht van den telefoon over de ge- heele wereld mogelijk werd. Philipp Reis overleed op 14 Januari 1874. Door hem vervaardigde toestellen kan men nog heden in het Rijkspostmuseum te Berlijn bewonderen, waar zij tot de meest zeldzame stukken van de uitgebreide ver zameling van het telefoonwezen uit het verleden en het heden behooren. Deze ver zameling bevat de volgende voorwerpen: Het houten model van een oorschelp met trommelvlies, hamer en aanbeeld, twee zin ken toestellen met geluidstrechter en trommelvlies van varkensblaas, het gehoor orgaan voorstellende, verder de zender van een telefoon, het bijbehoorende ont vangtoestel en een kastje met afgestemde stalen staven en electro-magneten voor muziekproeven. Op een anderen 26sten October, namelijk van het jaar 1877, heeft de Rijkstelegraaf te Berlijn met twee Bell- apparaten, tusschen het Hoofdpostkantoor in de Leipziger Strasze en het Hoofdtele graafkantoor in de Französische Strasze, dus over een afstand van circa één kilo meter, de eerste verbinding tot stand ge bracht. Deze dag, welke na 16 jaren op de gedenkwaardige voordracht van Philipp Reis volgde, wordt daarom als de feitelijke geboortedag van het Duitsche telefoonwe zen beschouwd. Tegenwoordig kan men zich het leven zonder telefoon bijna niet voorstellen. In het jaar 1935 werden 2,4 milliard gesprekken gevoerd en als men bovendien de radio als een verdere ontwik keling van de telefoon beschouwt, dan moet men erkennen, dat Philipp Reis met recht van een uitgebreide toepassing van zijn uitvinding droomde, waarbij hij echtei wel heeft ingezien, dat nog ontzaglijk veel moest gebeuren, voordat zijn eenvoudig toestel volmaakt was. VERVULDE AUTOGRAMMENWENSCH. De onlangs gestorven Engelsche dichter en schrijver Rudyard Kipling ontving eens een brief met den volgenden inhoud van een verwoed autogrammenverzamelaar: „Zeer geachte heer! Ik verzamel auto grammen van beroemde lieden en betaal voor ieder woord tien shilling. Ik verzoek U Uw handteekening op een vel papier te schrijven. Ik sluit hierbij 20 shilling in. Ik meen, dat dit voor twee woorden goed be taald is". Inderdaad was het geld ingeslo ten. Kipling lachte satanisch, toen hij het antwoord van den brief in den brievenbus wierp. De brief bevatte namelijk zooals gewenscht was, een vel papier, waarop twee woorden stonden. Doch zij luidden: „Bedrag ontvangen!" DE ONMOGELIJKHEID. Een groot vereerder van Alexander Girardi trachtte eens den tooneelspeler met een tamelijk oud trucje op de straat aan te spreken. .Neemt U mij niet kwalijk", zei de jonge man, ,maar ik geloof Uw gezicht reeds eens ergens anders gezien te hebben „Onmogelijk", verklaarde de tooneelspe ler. „Toch is het zoo, ik vergis mij beslist niet, hield de ander vol. „Het is eenvoudig onmogelijk", verklaar de Girardi nu, „want ik draag mijn gezicht reeds vanaf mijn geboorte op dezelfde Steeds weer zal de leek den astronoom de vraag stellen, of dan niet bij deze opeenhoopmg van milliarden sterren, die met duizendvoudige sneltreinvaart door het luchtruim vliegen de mogelijkheid bestaat, dat de sterren tegen elkaar botsen. Onmid dellijk zal de astronoom ons gerust stellen en ons uitleggen, dat ook die sterren niet stuur loos hun banen afleggen, doch dat zy steeds als het ware in families en in sterrenstroomen zich door het oneindig groote heelal bewegen. Wat de astronoom ons tegenwoordig over de sterren weet te vertellen, over lichamen, die voor het bloote oog in het geheel niet zichtbaar zijn, schijnt haast aan het won derbaarlijke te grenzen. Hij berekent echter niet alleen hun snel heid, hij bepaalt ook het gewicht van elk sterrelichaam afzonderlijk, hij berekent hun temperatuur en deelt ons de chemische samenstelling even nauwkeurig mede, alsof hij een stuk van het oneindig ver verwij derde sterrelichaam in een aardsch labora torium moet analyseeren. De zwakke licht- energieën, die de vaste sterren door het heelal zenden, worden door een foto-elec- trische cel, die aan den lens van de groote sterrenkijkers gehangen wordt, in electri- schen stroom omgezet. Deze photocel maakt het mogelijk de temperaturen van alle lichamen nauwkeurig te meten. Wij weten thans, dat de koude, voorna melijk geel licht uitstralende sterren op hun oppervlakte temperaturen hebben van 3000 graden, de heete, blauwe stralen uit zendende sterren temperaturen van boven de 30.000 graden. In het binnenste van zulke sterren moet een temperatuur van vele millioenen graden heerschen. De aanblik van den sterrehemel brengt ieder sterveling tot erkenning van twee feiten: de mensch is slechts een nietig stofje op deze aarde en deze zelf slechts een atoom in het onmetelijke heelal. Maar de onvermoeide zucht tot weten van den mensch heeft het zelfs voor het eeuwige raadsel van ontstaan en vergankelijkheid der wereld niet opgegeven. Met taaie vol harding tracht hij de wetten van ons zon nestelsel evenals die van alle overige zonnestelsels van het heelal te doorgron den. 75 JAREN TELEFOON. Op 26 October waren 75 jaren verloopen sedert den gedenkwaardigen dag, waarop Philipp Reis voor de Natuurkundige Ver- eeniging te Frankfurt a. M. een voordracht hield over zijn telefoon. In deze voordracht schilderde hij, hoe hij door nauwkeurige bestudeering van de werking van het ge hoororgaan en door de overpeinzing, met welke middelen het oor de menschelijke stem vermag waar te nemen, en tenslotte door de nabootsing van het menschelijke oor tot den bouw van zijn toestel was ge komen. In den loop der tijden had Philipp Reis nog tien verschillend gevormde zenders gebouwd, welke echter alle op hetzelfde principe berustten. Het is zeer onbegrijpe lijk, dat deze goed werkende toestellen, welke hij o.a. op een natuurkundig con gres te Giessen aan de meest vooraan staande mannen van de wetenschap demon streerde, niet tot een uitgebreide toepas sing van deze belangrijke uitvinding geleid hebben. De oorzaak hiervan was, dat Duitschland toentertijd nog geen behoefte had aan een telefoon en verder, dat de werkkracht van den uitvinder zeer te lijden had onder zijn slechte gezondheid. Het telefoneeren werd in de leerboeken slechts als een noemenswaardig natuurkundig verschijnsel vermeld. Pas toen Graham Bell in Amerika met een dergelijke uitvinding op den voorgrond trad. vond hü de hulp Hoewel de menschen in het grijze ver leden in. trotsche zelfverheffing geloofden, dat de aarde de spil was, waarom zich het heele zonnestelsel, zon, maan en sterren, draaide, thans weten wij, sinds den tijd van Copernicus, dat onze aarde slechts een nietig atoom in de onmetelijke wereld ruimte is en dat haar slechts de beschei den rol van een kleine planeet binnen ons zonnestelsel toegewezen is. Voor de meeste menschen is de weten schap der astronomie een boek met zeven zegels. Doch niemand kan zich voor de be- toovering en de almacht afsluiten, die ons de aanblik van den sterrenhemel open baart. Wonder na wonder, onbegrijpelijk heid na onbegrijpelijkheid doemt voor onze aan de aarde gebonden begrippen op. Ver wonderd vernemen wij uit den mond van den astronoom, die aan zijn reusachtigen kijker staat duizelingwekkende cijfers, waarvoor ons eiken maatstaf, elk verge lijkingsmateriaal ontbreekt. Voor de ge leerden echter beteekenen zij de ontsluie ring van de geheimen dier verre wereld stelsels. Onlangs heeft Dr. Martin Rikli, die door zijn filmexpeditie naar Afrika en Oost-Azië bekend geworden is, tevens een tocht door het oneindige wereldruim gemaakt. Niet met z'n vriend Dr. Piccard, die met z'n ballon de stratosfeer doorkruist heeft, doch „per truc-film" in de studio. Een film leert ons den grooten samenhang van het Heelal begrijpen. De zon staat in het middelpunt van onze wereld. Maar kunnen wij ons een voorstel ling van de grootte van dit wereldlichaam maken, waarvan het ontstaan en vergaan van alle leven op onze aarde afhangt? De volgende eenvoudige methode kan ons althans eenig denkbeeld geven van de ont-, zagwekkende grootte van de zon. Men stelt zich een glazen bol voor, die zich allengs met enkel kleine, glinsterende zil veren kogeltjes vult. Ieder kogeltje is een aarde en heeft een gewicht van 6.000.000.000.000.000.000 ton! Om nu de groote glazen bol, die de zon moet voor stellen met aardkogeltjes te vullen heeft men ,1.300.000 van zulke aardbollen noodig. Bij de groote afstanden, die de astrono men aan den nachtelijken hemel moeten doorkruisen, heeft hij niets aan onze centi me termaat. Hij rekent met lichtseconden en meestal zelfs met lichtjaren. Maar kan een leek zich inderdaad bij dit begrip iets voorsteilen, zeifs als men hem uitlegt, dat een lichtsecon.de de snelheid is, waarmede het licht zich in de ruimte voortbeweegt? Het licht legt per seconde 30u.000 K.M. af, terwijl ons snelste vliegtuig voor 300 K.M. een vol uur noodig heeft. Reeds wer kelijk geloofwaardig wordt ons het snel-^ 'aeidsrecord van het licht, als wij het ons door de volgende vergelijking begrijpelijk trachten te maken. Midden om den equator van onze aarde snelt nacht en dag in een 100 K.M. vaart een sneltrein. Hij heeft 16 dagen noodig om de aarde eenmaal om te rijden. 120 dagen achter elkaar zonder op onthoud en zonder van locomotief te ver wisselen zou zoo'n trein door moeten rij den om iy2 maal den omtrek van de aarde af te leggen. Dan pas zou hij dien geweldigen afstand achter zich hebben, waarvoor het licht slechts èèn seconde noo dig heeft: 300.000 K.M.! Voor zulke „kleine" afstanden als tus schen onze planeet en zijn trawant de maan bestaan, komt de astronoom nog juist met iets meer dan een lichtseconde uit. Richt hij echter zijn reusachtigen verrekijker in het oneindige wereldruim, dan kan hij de afstanden slechts met lichtjaren uitdruk ken. Met ongeloovige gezichten rekenen wij na en stellen vast, dai aldus een lichtjaar rond 10 billioen L.K. moet bedragen. Groote afstanden van 300.5000.1000 ja zelfs 100.000 lichtjaren behooren tot het dage- lijksche cijfermateriaal der astronomen. Ook de geheimzinnige aethergolven, die wij door de uitvinding van de radio aan ons hebben dienstbaar gemaakt, vliegen met even groote snelheid als het licht door nee heelal. Nog is het raadsc-i niet opge lost of andere sterren van o 11 zonnestelsel bewoond zijn. Zou dit 't geval zijn en leefden er op Sirius, de ster, die wij met het bloote oog het dichtstbij zien, men schen als wij, dan zou den de radiogolven, die in het jaar 1936 de ver loving van Prinses Juliana met prins Bern hard verkondigen, eerst in 1945 door de antennes van die menschen opgevangen kunnen worden. En toch, deze afstand van negen lichtjaren komt ons nog nietig voor, als wij aan den afstand van 360 lichtjaren denken, die het licht van de helderste ster van „De Scorpioen" noodig heeft, eer het ons kleine menschen bereikt. Steeds zal de aanblik van den Melkweg in zijn stralende schoonheid onze diepe bewondering wekken. Deze Melkweg van ons zonnestelsel is echter in den grond slechts een menigte van milliarden sterren waarvan verschillende meer dan 2000 licht jaren van ons verwijderd zijn. Het licht dus, dat wij thans zien, werd van daar uitgestraald toen Christus nog niet geboren was. Slechts weinigen hebben er eenig begrip van, dat door het oneindige we reldruim duizenden en duizenden van zulke melkwegen loopen, die ieder weer uit een stelsel van milliarden sterren bestaan. En wat wij slechts als spiraalnevel door de veelhonderdvoudige vergrooting van onze sterrekijkers als nietige lichtpunten aan het uitspansel ontwaren, zijn werelden, die meer dan honderdduizend lichtjaren van ons verwijderd zijn. De astronomen interesseeren zich in het geheel niet zoo zeer voor de groote, beken de sterren, die ook de leek aan den nachte lijken hemel waarneemt en bij name niet kent. Zijn opmerkzaamheid geldt voorname lijk het groote aantal der kleine en kleinste sterren, die men foutief als vaste sterren heeft aangeduid, hetgeen nog een uitvloeisel is van die oude voorstelling volgens welke deze sterren hun stand aan den hemel steeds onveranderd behielden. Slechts door met groote tusschenpoozen metingen te verrichten, bijv. om de vijftig jaar, kan het oog van den observator iets van hun bewegingen waarnemen. Op grond van deze onderzoekingen heeft men vast gesteld, dat er vaste sterren zijn, die met een snelheid van 30 K.M. per seconde door het luchtruim snellen, die dus een gelijke snelheid bezitten als de zon. Maar de astro noom kent ook sterren, die met een snel heid van 500, ja 1000 K.M. per seconde door het heelal vliegen. Als de leek bij het bestudeeren van den sterrenhemel diep getroffen wordt door de bovenaardsche rust van dezen aanblik, dan heeft zich eigenlijk een zinsbegoocheling van hem meester gemaakt. Want het heelal zooals de astronoom het ziet, is geen beeld van rust. In onophoudelijke verandering en eeuwigdurende beweging zijn alle hemel lichamen, zij vliegen uit het onbekende „vanwaar" naar het onbekende .waarheen'.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1937 | | pagina 4