Farmers in het Amerikaansche Oerwoud Vooral voor een vrouw is het leven in het oerwoud zeer moeilijk Winkels en dokter zijn pas na enkele dagreizen te bereiken Gevaarlijke dieren zijn geen fantasie wÊm CL r z p b lij de ba 1 mc dat kat we lengei gen, d wit, wordt paillet Mer van d ui roe Goudt b.v. AL De I besche halsaf» kraag, BOV Puiiov duigsi\ tjes. 7, gen cie om on<. dragon ztfn de Aardig te en troon v gebre met o\ aardige Voor welk meisje is het paradijsachtige oerwoud niet meermalen het doel en het verlangen van haar droomen geweest? Ook mij ging het zoo. Ik kon goed rij den, was zelfs een bijzonder goed sportsbeoefenaar- ster, ik kon schieten en vechten en toen vond ik een man, die dapper was en 'met mij de reis naar het oerwoud wilde wagen, de reis zonder terugkeer als kolonist. Mijn droom scheen in vervulling te gaan. Spoedig waren wij, vervuld van vroolijke verwachtingen onderweg en gingen raar den Argentijnschen Chaco. Onze obraje (plaats van een boschont- ginnings-maatschappij) lag negen uur spo ren van Formosa verwijderd. O, de wilder nis was zoo vreeselijk uitgestrekt, dikwijls dacht ik dat mijn hart ophield met klop pen Als mijn man dan ook niet vol zorg en liefde voor mij was geweest, dan had ik zeker hardop zitten huilen. Toen begon het zware leven in het oer woud. Het was heel moeilijk, deze reus het hoofd te bieden en nog zwaarder was het om daar te blijven Dokter, apotheker, vroedvrouw en winkels waren pas na een dagreis te bereiken, om ons heen was niets anders dan het demonische woud en de eindelooze, zwijgende pampa's, geen ver lichte wegen, geen mooie winkels of etala ges bij avondlicht, geen theaters met bree- de hallen. Ik kwam als eerste blanke vrouw hier in deze wildernis. De heele nederzet ting bestond uit een leemen hut, dat sta tionsgebouw heette, en uit de verkooploka len van de onderneming, die hier het bosch en de kolonisten exploiteerden. Eet-, slaap- en kantoorvertrekken waren slechts door hooge muren van klei gescheiden, welke door de inboorlingen waren opgetrokken. Hier woonde ik den eersten tijd met mijn man, een Zwitser en twee andere buiten landers en den Criollo-kok Men wende daarna aan het leven. Ons dagelijksch brood bezorgde mij veel hoofd brekens. Groente was er ver in den omtrek niet te krijgen, blikgroenten kon niet iederen dag lijden, want het transport maakte alles peperduur Ook aardappelen groeiden hier in den zuren kleigrond niet, en pas toen de nederzetting grooter werd, konden wij van tijd tot tijd vruchten krij gen. Ons hoofdvoedsel bestond uit vleesch. Als de zaken in de obraje bijzonder goed gingen, dan werd er iedere week twee tot driemaal geslacht Wij moesten "het vleesch warm bereiden, na twee dagen zat het, hier in het tropische klimaat vol maden. Ook versche melk behoorde tot de vrome wenschen. De Criollo gebruikt niet veel melk, doch wij wel, die in het Westen het eten van meelspijzen gewend zijn. De Criol lo drinkt het liefst „mate", 's morgens voor zonsopgang reeds. De mate neemt bij de Chacobewoners de plaats in van groenten, vruchten, melk, enfin van alles wat hier niet is, en waar een Europeaan in het begin niet buiten kan. Na den regentijd begon ik een tuintje aan te leggen. Ik plantte knollen, kool, komkommers en erwten, ja zelfs meloenen. Met het bronwater kon ik den tuin niet begieten, daar het in den regentijd ziltig werd. Iederen dag moest ik het water zelf van het moeras aanslepen. Maar wat was ik blij, toen eindelijk, wel is waar dunnetjes, hier en daar plantjes te voorschijn kwamen en zich in de warme zon waagden. Doch op een morgen toen ik naar den tuin ging 'om te zien, hoe het met mijn planten stond, was de helft ven t"in kaalgevreten. de mieren gemaakt. Dat was niet eenvou dig, want vlak achter mijn huis begon reeds het ondoordringbare oerwoud met zijn ste kelig, doornig ondergewas. Wij konden deze schadelijke insecten nooit heelemaal verdelgen. Na de mieren kwamen de sprink hanen en zoo kwam er van mijn tuin niets terecht Dikwijls dreigde mij de moed te begeven en wilde ik den tuin maar geheel opgeven, maar als wij dan weer genoeg hadden van de knoedels met rijst en ons boomen achter de keuken. Toen kwamen de vossen en stalen de eene kip na de andere. Er werd nu een hooge muur van kippen gaas om het nachthok, dat inmiddels tot stand gekomen was, gemaakt en 's avonds werd de heele kippenschaar met v/at voer naar binnen gelokt. Doch het oer woud ontstal mij nu op andere wijze den zegen van mijn werk: er brak pest onder de dieren uit en binnen korten tijd had'ik geen enkele kip meer over. V\ mieren hadden mij mijn toekomst-hte kool en mijn jonge salade weggevreten. En ofschoon ik het eenige bed, waar zdj nog niet geweest waren, met een laag aseh om ringde, was ook hier een paar nachten later alles verdwenen; ik had mijn schop buiten laten liggen, zoodat de mieren den steel %ls brug hadden gebruikt om aoo In het bed te kunnen komen Wij hebben toen met ons allen jacht n» inmiddels geboren kindje zich de stuk zoog aan de taaie runderlappen, "dan begon ik weer opnieuw met het aware wepk. Ook een nachthok voor de kippen heb ik zelf gebouwd. Ik begon mpt een enkele kip. Het dier zocht haar kostje zelf op in het oerwoud, waarin het dichte kreupelhout de heerlijkste hapjes voor haar te vinden wa pen. In het begin sliepen al>e kippen in de Bij de illustraties: Hierboven: Een farm in het Zuidwesten. Hier zal eens het nieuwe huis van den farmer komen, naast de voorloonige woning, die hier wei nig meer is dan een loods, ziet men het materiaal voor het nieuwe huis opgestapeld De farmersvrouw en zelfs de kinderen hebben meegeholpen om uit de klei der steppen de steenen te vormen. Links: De vrouw van den farmer verzorgt het fokvee. De vrouw moet alles kennen en kunnen, onverschillig waar het gezin zich vestigt, in de steppen of in het oerwoud. Haar werk is veelzijdiger en moeilijker dan dat van de vrouwen in de gecultiveerde landen. Rechts boven: Een rit door de plantages: Zoo stelt men zich het leven van de kolonistenvrouwen voor: een heerlijk leven van nietsdoen. In werkelijkheid leeren pas de kleinkinderen van de voortrekkers iets van dit leven kennen, tenminste als de grootouders vlij tig waren en het geluk hun bijzonder toe lachte. Links boven: Voorbereiding voor de jacht in het Zuid westen. Als de farmer dagen lang van huis is, dan rust op de vrouw de heele verant woording. Midden: want vlak achter ons huis begon reeds het ondoordringbare oerwoud met «fjn stekelig, doornig ondergewfc» De slangen zijn de schrik der mensch- heid, vooral van de vrouwen. Wij hebben onze ondervindingen met deze reptielen gehad. Wie niet, voor dat hij zijn pantof fels aantrekt, eerst deze flink uitschudt, loopt gevaar, op een slapende slang te trappen. In de wilde Chaconatuur leven verschillende gifslangen. De gevaarlijkste is wel de koraalslang, haar beet is onher roepelijk doodelijk. De beet van een ratel slang konden wij dikwijls met een injectie de baas worden. Eens dat zal ik van mijn leven niet vergeten, stond ik 's mor gens met mijn kind vroeg op, omdat het reeds ondragelijk warm werd. Wij gingen verheugd naar de keuken Opeens stond de kleine stil en riep verheugd: „Kijk eens mammie, wat een mooi dier" Juist wilde zij met haar kleine grijphand naar het dier slaan. Op datzelfde oogenblik sloeg ik de hand van mijn kind weg, greep in mijn angst naar den bijl en sloeg als een beze tene op het dier Ik heb .de slang gedood, en alle Chaco-kolonisten hebben mij ge feliciteerd Waarvoor? Mijn eerste grijze haren heb ik er aan te danken en ik was toch nog zoo jong. En dan de muggen en de polvorines. Daarbij vergeleken waren de wilde katten en de roofdieren lammeren, zelfs al zijn deze insecten dan maar zoo klein als roest- vlekjes. Wij konden nooit aan deze plaag wennen, wij krabden onze huid stuk, nooit lieten die kleine boosdoeners ons met rust. Wij droegen allen de wijde bombacha's, dat zijn lange, wijde broeken en als wij, van wege de hitte soms onze lange rij laarzen niet konden aantrekken, dan brand de onmiddellijk de huid tusschen schoen en broekrand zoo vreeselijk, dat men van de pijn geen raad wist. Bij een hitte van 44° moesten wij hals- en hoofddoeken dragen en de handjes van de kinderen werden geheel ingepakt. Muggengaas hielp niet tegen de polvorines, daarvoor hadden wij zoogenaamde polvorinero's, dicht geweven katoenen stof, waaronder wij dikwijls de kinderen overdag moesten verbergen, als zij wat kleeren moesten uittrekken, omdat de hitte al te groot werd Doch de warmte onder deze stof was al even ondraaglijk Het hielp al evenmin of wij 's nachts de bedden buiten zetten, want er woei geen koelte, dus ook buiten transpireerde men even hard als binnen Hoe dikwijls hebben wij wakend op den rand van ons bed geze ten, zoo nu en dan wat gedroogde koemest brandend om door de opstijgende walm de insecten te verjagen. In den drogen tijd kwelden de zand vlooien ons, dat zijn heel boosaardige in secten. Zij nestelen zich onder de voeten boren gaten onder de nagels van de teenen en leggen daar hun eieren in. Midden in den nacht werden wij dan opeens wakker en konden het niet meer uithouden van de pijn. Kon een van ons eens rustig inslapen, dan werd hij wakker gemaakt door den ander, die met een brandende kaars in de hand zijn teenen met een naald bewerkte en probeerde de vlooien en hun nesten uit te roeien. De ontstoken plaatsen begoten wij met petroleum, dat hevig brandde, doch meestal kalmeerde de pijn spoedig en men probeerde opnieuw in slaap te kotnen, totdat er weer een andere plaag uit het oerwoud opdook, die ons de welverdiende nachtrust ontstal. Wij leden ook dikwijls aan kwaadaar dige gezwellen. Dan weer waren onze ma gen en zenuwen van streek. Ziek zijn in het oerwoud is de grootste ramp. Het kost veel geld om naar een dokter te gaan en veel tijd, doch hem te laten komen, kost een vermogen. Waar zijn de schitterende droomen over het oerwoud gebleven, waar is de veelbe- zongen oerwoudromantiek? Waar zijn de prachtige tropenbloemen, de bonte para dijsvogels en de vlinders, waar is de lief lijke fauna en flora van het oerwoud' Ik was heusch niet blind voor al die schoonheden, die daar werkelijk waren, maar het drukkende, zware leven van alle dag in het oerwoud verstikt alle vreugde en romantiek Wij hebben geleerd, wat werken beteekent, en ik wensch de jonge meisjes in mijn geboorteland niet de onder vinding en de gevaren van het oerwoud wel werk, dat lichaam en ziel gezond houdt en dat de hersenschimmen doet ver dwijnen. WINTER IN HET HOOGGEBERGTE. Als men van de bergtoppen recht tegen over den machtigen Tmzenhorn in de da len rondom kijkt, staat men inderdaad verstomd over het contrast van dit stuk van de wintersche Alpenwereld Terwijl in de zijdalen de eenzame Senn- hoeven en -hutten dicht tegen den beneden rand van de met bosch begroeide hellingen aanleunen, als om zich te beschutten tegen het lawinegevaar, ligt in het hoofddal met duizendvoudig lichtgeschitter Davos met z'n boulevard, zijn luxueuze gebouwen, zijn menschengewoel en zijn bruisende le vensvreugde welke hoog oplaait bij den eersten sneeuwval in dit centrum van win tersport. Er is toch immers geen plaats ter wereld, waar de skisport op een zoo volmaakte vvijze kan worden beoefend Er zijn oefen weitjes voor kinderen en beginnelingen, maar er zijn ook duizelingwekkende hel lingen, waarop alleen de kampioenen op de smallel atten zich wagen kunnen. En daartusschen is er gelegenheid te over voor minder geoefenden om prachtige tochten per ski te maken. Dat de skisport in Davos druk wordt beoefend» is bekend te over, een paar cijfers geven daarvan een duidelijk beeld. De drukke kabelbaan, welke dit oord voor de beoefening van skisport toegankelijk maakt, vervoerde verleden jaar 160 000 personen naar de besneeuwde toppen van het Weissfluhjoch (2660 M), terwijl men in het eerste halfjaar van 1937 reeds 210.000 passagiers kon boeken. En dan is de Par- sennlijn nog niet eens de eenige. Het Stre- lagebied met zijn veel gemakkelijker hel lingen is n.1 bereikbaar door Schatzalp- bahn. En dezen winter is er 'n vervoermid del bijgekomen, 't Is een nieuw zweefspoor voor skiërs, zooals de ski-school te Davos er reeds een op den Bolgen bezit. Deze nieuwe skilift voert van den Schatz- alp rechtstreeks omhoog naar den 2353 M. hoogen Strelapas en zal in staat zijn, 500 personen per uur te vervoeren. De lijn is 1800 M. lang en in den tijd van een kwar tier worden de skiërs hier 465 M. hooger ge bracht. Doch er staat den ski-liefhebbers een tweede en nog veel belangrijker nieuwig heid te wachten. Het is namelijk de ver bouwing van de Parsennlijn, waardoor de vervoerscapaciteit tot het dubbele zal wor den opgevoerd. Met ingang van December zullen dan om de 12 minuten 140 skiërs naar de verrukkelijke, in de zon glinste rende sneeuwvlakten, van het Weissfluh joch vervoerd kunnen worden, om daar nieuwe levenskracht op te doen. In het Parsenngebied.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1937 | | pagina 8