AmAleAdam, en ÏÏlaAÈou
BimvenJUiuridtudti ÖAMAyucJhi
ï3ultenlandlcA öv~eA.%.Lehb
Aan het einde van de maand November
arriveerde in Moskou een delegatie van
het I.V.V., die uit Jouhaux, Schevenels en
Stolz was samengesteld. Deze delegatie
was naar de Russische hoofdstad getrok
ken, om daar met de leiders van de Sovjet-
vakvereenigingen te onderhandelen over
een „internationale vakvereenigingseen.
heid". Vijf dagen later waren de onder
handelingen ten einde en werd er een kort
communiqué over de bereikte resuitaten
gepubliceerd.
In dit communiqué werd verklaard, dat
men het eens geworden was over de „voor
naamste voorwaarden", waaraan zou moe
ten worden voldaan, om tot een vereeni-
ging der Russische vakbonden met de Am-
sterdamsche Internationale te geraken.
Beide partners zullen nu deze voorwaarden
ter ratificeering aan hun executieve
comité's voorleggen. Is dit eenmaal ge
schied, dan kan het vraagstuk van de in
trede der Sovjet-vakvereenigingen in de
Amsterdamsche Internationale practisch
beslist worden.
Er bestaat geen twijfel aan, dat met dit
besluit een stap van groote beteekenis in
de geschiedenis van het Marxisme is ge
daan. Tot nog toe bestreden de beide
vijandelijke broeders, sociaal-democraten
en communisten, eikaar heftig en zulks
niet in de laatste plaats op het gebied der
organisatie in vakvereenigingen. De com
munisten bezaten in vele Landen opponee-
rende vakvereenigingen, die de sociaal
democratische groepen heftig beconcur
reerden en die hunnerzijds ook in een dak
organisatie, de zoogenaamde „Profintern"
(d.i. de communistische vakvereenigings-
internationale) tezamen gehouden werden.
In de „Profintern" vormden natuurlijk
de Russische vakvereenigingen met hun
meer dan 20 mi 1 hoen leden verreweg de
belangrijkste sectie. Men begrijpt dus de
tevredenheid der Amsterdamsche heeren
over de in het vooruitzicht gestelde in
trede der Russische va kvereenigingen in
hun internationale: daarmede meenen Jou-
haux c.s. hun lastigste concurrenten, nJ.
de communistische oppositie-groepen der
Profintern in de verschillende landen,
kwijt te zijn geraakt. Want wanneer de
belangrijkste sectie der Profintern, n.1. de
Russische vakvereenigingen, zichzelf op het
platform van Amsterdam stellen, dan
wordt aan de communistische vakvereeni
gingen in de betrokken landen elk be
staansrecht ontnomen. Hoewel het voor
zichtig opgestelde communiqué met geen
woord van de Profintern repte, nad Jou-
haux geen ongelijk, toen hij aan de bui-
tenlandsche journalisten te Moskou ver
klaarde „Mijne heeren, de Prof intern
heeft opgehouden te bestaan".
Daartegenover zullen de bedoelingen der
Sovjets in de kwestie van de „eenheid der
vakvereenigingen" wel niet zoo onschuldig
zijn, als men in Amsterdam gaarne wenscht
te gelooven. Het ziet er sterk naar uit, dat
Moskou hier weer eens de reeds op het
Kominterncongres van 1935 door Dimitroff
geformuleerde „tactiek van het Trojaan-
sche paard" in een anderen vorm toepast.
Wanneer Moskou aan de groene tafel te
Amsterdam zit, zal het zeker niet nalaten
zijn invloed in de sterkste burchten der
sociaal-democratie te doen gelden. Het is
in dit verband volkomen onbelangrijk, dat
de vakvereenigingen in de Sovjet-Unie
zelf een onbeteekenende rol spelen en reeds
lang politiek volkomen zijn ontrecht. Dat
staat op een ander blad geschreven en kan
door een handige propaganda worden ver
borgen. Het gaat immers, zooals de meest
prominente Russische stemmen steeds
weer verzekeren, bij al deze tactische
machinaties geenszins om een principiëele
verandering van houding de methode
van het Trojaansche paard moet er slechts
toe dienen, het doel van het communisme
gemakkelijker te bereiken.
Men kan dan ook zonder veel risico voor
spellen, dat Jouhaux en zijn mannen spoe
dig de keerzijde van de „vakvereenigings-
eenheid" te bespeuren zullen krijgen: in
ieder geval hebben zij echter in deze dagen
aan den communistischen invloed in de
wereld een nieuwe deur geopend
Een nieuwe wereldkampioen schaken.
De in heel ons land met zooveel spanning
gevolgde schaakmatch om het wereldkam
pioenschap heeft een voor onzen landge
noot even onverwacht als ontijdig einde
genomen.
Want practisch is de wedstrijd met de
25ste partij, die Aljechin een voorsprong
bezorgde, welke door Euwe niet meer in
te halen is, thans gewonnen en daarmede
heeft de Fransch-Russische schaakmeester
zich weer in zijn vollen luister hersteld en
op overtuigende wijze den wereldtitel her
overd. De hulde, die hem deswegen Dins-
iagavond in den Haagschen Dierentuin
ten deel viel, was spontaan en welgemeend,
en welverdiend. Onze geslagen landge
noot, die in de geheele schaakwereld en
ook daarbuiten als een toonbeeld van spor
tiviteit bekend staat, toonde zich op dezen
avond opnieuw in al zijn grootheid van
„goed verliezer" door onbevangen en op
recht als eerste aan de huldiging van den
nieuwen wereldkampioen deel te nemen.
Dat dr. Euwe, al is hij dan een geslagen
kampioen, nog geenszins een „geslagen
man" is, bewees hij in zijn korte radiotoe
spraak tot schakend Nederland, waarin hij
de toezegging deed, dat hij met een jaar of
vier, vijf „wel meer van zich zou laten
hooren". Schaaklievend Nederland zal dus
eenige jaren geduld moeten oefenen, wat
de verrichtingen van den vaderlandschen
favoriet betreft, doch het zal in dien tus-
schentijd ongetwijfeld nog veel te genieten
krijgen van den nieuwen titelhouder, die,
strijdlustig als hij is, zeker zijn uiterste
krachten zal inspannen om zich zoo lang
mogelijk in zijn nieuwe waardigheid te
handhaven.
Crisisinvoerwet, defensiebegrooting
en dienstplichtwet in de Tweede
Kamer.
In de Tweede Kamer is in de achter ons
liggende week veei belangrijks aan de
orde geweest. Nadat de begrootingen van
bociale en Buitenlandsche Zaken waren
afgehandeld, waren die van Defensie en
de wetsontwerpen tot wijziging van de
ciriaism voer wet en de Dienstplichtwet aan
de beurt. Daar tusschendoor kwam nog het
wetsontwerp tot financicele deelneming
van het Rijk in het kapitaal van de Stoom
vaart maatschappij Zeeland in behandeling,
dat na een kort debat over de vraag, te
wiens 'aste deze steun moet komen, werd
aangenomen.
Minder vlot ging het, zooais te voorzien
ws* bij de andere genoemde onderwerpen,
fnch wist ook het wetsontwerp tot wijzi-
gw.y var. ae Crisisinvoerwet de overwin-
r>it\g te oehaien, zij het nadfit door het
af.rm«rnen van een paar moties in den
gf-st ec de strekking van het ontwerp wel
■\i£f wyzgrng was aangebracht. Al dade-
--a hst verschijnen van het oorspron-
••«->«/**.ringPontwerp bleek er bil ver-
De Bloementram door Amsterdam.
schillende leden ongerustheid te ontstaan
over de groote bevoegdheid, die het aan
den minister verleende en den verstrek-
kenden invloed, die het op onze handels
politiek zal hebben. Gevreesd toch werd,
dat wij door de voorgestelde wijzigingen
een uitgesproken protectionistische rich
ting zouden inslaan. Wat de bevoegdheid
van den minister betreft, deze is door de
aangebrachte wijzigingen vrijwel onaan
getast gelaten, doch de protectionistische
geest van het wetsontwerp is in den ge-
wijzigden vorm wel verminderd. En het
waren dan ook deze concessies, die het
wetsontwerp ten slotte hebben doen aan
nemen, hoewel het ook thans nog lang niet
iedereen kon bevredigen.
Nog even kwam bij de behandeling van
dit wetsontwerp de stand van de Neder-
ianüsch-Duitsche handelsbesprekingen ter
sprake, waaromtrent de minister weinig
optimistische mededeeiingen kon doen. De
eerste besprekingen heben geen resultaat
gehad, wijl de kloof tusschen het Neder
landsche en het Duitsche standpunt te
breed en te diep is. Het Nederlandsche
standpunt wordt thans door de Duitsche
regeering onderzocht, zoodat alle hoop op
een vergelijk nog niet behoeft te worden
opgegeven.
Rest ons nog de begrooting van Defensie
en het wetsontwerp tot wijziging van de
Dienstplichtwet, die ten deele gezamenlijk
werden behandeld. Vele en velerlei waren
de bezwaren, die tegen de begrooting van
Defensie werden ingebracht, maar in
hoofdzaak waren zij toch van financieelen
aard. Z.ooal4 begrijpelijk waren het vooral
de sociaal-democratische leden, die zich
niet met de kosten van de legeruitbreiding
kondon vereenigen en deze te drukkend
Dr. Aljechin heeft den titel wereldkampioenschap schaken heroverd. Zijn rivaal,
Dr. Euwe, huldigt hem met een lauwerkrans.
voor ons volk achtten. Zij pleitten bij her
haling voor eenige beperking ten aanzien
van de verhoogde legeruitgaven en een
dieper in den buidel tasten voor verschil
lende sociale voorzieningen, die in hen al
tijd warme verdedigers vinden.
Het wetsontwerp tot wijziging van de
Dienstplichtwet ontmoette meer bestrij
ding van technischen aard. De meenings-
verschillen liepen hier vooral om de vra
gen: lange of korte oefentijd en groot of
klein contingent dienstplichtigen. Een
eerste poging tot verkleining van het con
tingent werd ondernomen door eenige
leden van de IJ.K. fract-ie, die een amen
dement indienden, waarbij een regeling
werd voorgesteld nopens vrijstelling wegens
broederdienst, de lichting op 27.500 man
werd teruggebracht en de oefentijd tot 6
maanden werd ingekrompen. Een lang
leven heeft dit ingrijpende amendement
intusschen niet gehad, want het werd
reeds eenige dagen later opnieuw inge
diend, echter in totaal gewijzigden vorm.
De verkorting van den oefentijd was terug
genomen, de broederdienst anders geregeld
en wat dé grootte van het contingent be
treft, werd thans de mogelijkheid open
gelaten, om de eerste jaren de regeering
de voile maat te gunnen.
Ook de vrijzinnig-democratische fractie
bleek tegen het door de regeering voor
gestelde contingent van 32.000 man be
zwaar te hebben. Zij stelde althans een
amendement voor, om de lichting tot
27.400 man terug te brengen en den eer
sten oefentijd tot 8 maanden. Zelfs van
christelijk-historische en anti-revolutio
naire zijde, alsook bij de liberalen bleken
de voorstellen van de regeering geen volle
instemming te kunnen vinden en aller
wegen werd twijfel uitgesproken over de
noodzakelijkheid van den langen oefentijd
en het groote contingent. Het is dus nog
lang niet zeker, of het wetsontwerp tot
wijziging van de Dienstplichtwet er geheel
in den vorm, zooals de regeering het heeft
ingediend, zal doorkomen.
Behandeling van het vaccinatie-
i vraagstuk in aantocht.
Tot zoover wat de Defensiedebatten be
treft. Een nieuw agendapunt is intusschen
alweer in het verschiet, nl. het vaccinatie-
vraag stuk. Het voorloopig verslag over
het wetsontwerp inzake de vaccinatie ver
scheen. Het voornemen van de regeering
om een staatscommissie ter bestudeering
van het vaccinatievraagstuk m te stel
len, wordt door vele leden van twijlei
achtig nut geacht, omdat de medi h-
hygiënische zijde van het vraagstuk re^ds
uit en terna is bestudeerd en bestudeering
van de principieeie zijde van regeerings-
wege geen zin heelt, omdat het nooit tot
eenig beslissend resultaat kan leiden. Dat
er ten aanzien van de vaccinatie nu ein
delijk eens een beslissing genomen moet
worden, daarover is men het vrij wei eens.
De vaccinatietoestand tn ons land met 2
milüoen ongevaccineerden, waaronder een
millioen schoolkinderen, wordt daartoe al
gemeen te slecht geacht.
De actie voor het Prinsenhof.
Een zeer sympathieke actie is ingezet
door het Prinsenhof Comité, uitgaande van
de Stichting Het Prinsenhof, om gelden
te verzamelen voor het oehoud van het
bekende Prinsenhof in Delft, waar zich
een van de meest bewogen momenten van
onze vaderlandsche geschiedenis heeft af
gespeeld. Dit belangrijke historische com
plex is in den loop der eeuwen voor zoo
velerlei doeleinden misbruikt en verkeert
dientengevolge in een zoodanigen staat
van verval, dat het een schande voor ons
land genoemd mag worden. De plannen
voor restauratie Liggen gereed, doch het
benoodigde kapitaal ontbreekt nog. Indien
thans ieder, die nog eenig gevoel voor
historische waarden heeft, zijn steentje
bijdraagt, zullen ook Rijk, provincie en de
gemeente Delft het hunne doen en dan zal
eindelijk aan deze smadelijke verwaarloo-
zing van een onzer belangrijkste histori
sche monumenten een einde kunnen
komen.
Opheldering in de Europeesche
situatie.
Het kan niet worden ontkend, dat er na
het bezoek van lord Haütax aan Hitier
en de besprekingen tusschen de Engeische
en Fransche ministers te Londen, een
zekere opheldering m de situatie in Europa
valt waar té nemen. Helaas berust deze
opheldering nog meer op een algemeene
stemming dan op feitelijke resultaten,
maar men ziet de toekomst toch weer met
wat meer vertrouwen tegemoet en dat is in
den tegen woordigen tijd al heel veel
waard. Dat er desondanks in de laatste da
gen toch nog eenige feiten aan te wijzen
zijn, die wel in staat waren weer wat roet
in het Europeesche eten te gooien, mag
niemand verwonderen. Wij zijn nu een
maal nog met zoo ver, dat alles pais en
vreê in ons werelddeel is.
Een van de feiten, welke in ongunstigen
zin nogal wat opzien baarden, was de
mededeehng in eenige Engeische en Bel
gische bladen, dat het Duitschland niet
zoozeer om de volledige teruggave van de
vroegere Duitsche kolomen in Afrika te
doen is, alswel om de politieke en econo
mische beheerschmg van een groot grond
gebied, dat in hoofdzaak uit het koloniale
bezit van België en Portugal zou zijn
samengesteld. In Duitschland wordt dit
met grooten nadruk ontkend en te Berlijn
verklaart men, dat noch Hitier noch Goe-
nng met Halifax over Belgische of Portu-
geesche koloniën gesproken hebben. En
aan dit dementi behoeft men ook niet te
twijfelen. Wel is het mogelijk, zooals de
Berlijnsche correspondent van de N.R.Crt.
schrijft, dat iets dergelijks eens ter sprake
is gebracht in de geheel particuliere
onderhandeling tusschen verschillende lei
ders van het Derde Rijk en de pro-Duit-
sche groep Engelschen (lord Londonderry,
lord Lothian, lord Beaverbrook). Maar
dergelijke geruchten behoeft men niet zoo
ernstig op te vatten, want eerstens is na
het bezoek van de Fransche ministers aan
Londen de invloed van déze groep hoog
adellijke amateur-politici wel tot nul ge
reduceerd en in de tweede plaats hebben
zoowel België als Portugal verklaard, geen
centimeter van hun koloniaal bezit te zul
len afstaan. Al te ernstig heeft men daarbij
de kwestie ook in de Belgische en de
Portugeesche hoofdstad niet beschouwd.
Klaarblijkelijk wist men daar de geruchten
op de juiste waarde te schatten, zoodat
deze verder geen nieuwe schaduw op den
Europeeschen toestand hebben kunnen
werpen.
De reis van Delbos.
Delbos, de Fransche minister van bui
tenlandsche zaken, heeft weinig rust. Nau
welijks uit Londen teruggekeerd, moest hij
zich al weer reisvaardig maken voor zijn
bezoek aan Warschau, Belgrado, Boekarest
en Praag. Van al deze visites mag die aan
Praag wel als de belangrijkste beschouwd
worden. In Warschau, Belgrado en Boe
karest wordt Delbos met groote vriende
lijkheid ontvangen en bij ziin vertrek zul
len er officieele communiqué's worden uit
gegeven, waarin gerept wordt van de tra-
ditioneele vriendschap voor Frankrijk.
Maai dat het Delbos gelukken zal aan de
buitenlandsche politiek van Polen, Roe
menië en Zuid-Slavië weer een meer pro-
Fransche richting te geven, moet sterk
betwijfeJd worden. De regeeringen van deze
staten zijn m de laatste jaren gaan inzien,
dat het voordeeliger is een eigen politiek
te voeren, ook indien deze niet immer met
de Fransche, waarnaar men zich vroeger
steeds oriënteerde, strookt. Dit wil intus
schen nog geenszins zeggen, dat er m de
oude vriendschappelijke gevoelens voor
Frankrijk eenige verandering is gekomen,
maar de Quai d'Orsay voelt zich toch nog
altijd onaangenaam getroffen door de on
afhankelijkheid, welke men in den loop
van den tijd in Warschau, Boekarest en
Belgrado aan den dag is gaan leggen.
Zeker zal Delbos in deze hoofdsteden over
een nieuwe organisatie van Midden-
Europa spreken. Maar het blijft zeer de
vraag of hij een Beek, een Stojadinovitsj
en een Antonescu voor de Fransche in
zichten zal kunnen winnen. En al evenmin
staat het vast, dat hij de door Parijs zoo
zeer gewenschte verzoening tusschen Praag
en Warschau, die ihronisch kibbelen over
bepaalde minderhedenkwesties, zal kunnen
bewerkstelligen.
Zooats al gezegd, zal Delbos in Praag
wel de belangrijkste taak hebben. Hoewel
men zich te Londen niet op het standpunt
heeft gesteld, dat Praag nieuwe concessies
aan de Sudeten-Duitschers moet doen, is
men het er weJ over eens, dat alle gerecht
vaardigde grieven vermtden en uit den
weg geruimd dienen te worden. En daar
over dient met Praag te worden gesproken
en Delbos kan dit dan zoowei uil naam
van de Fransche als van de Engeische re
geering doen.
De toestand in het Verre Oosten.
Schijnt de situatie in Europa ietwat op
gehelderd te zijn, van den toestand in het
Verre Oosten kan dit allerminst gezegd
worden. Er schuilen daar groote gevaren,
cue zeer wel tot een uitbreiding van het
Japansch-Chmeesohe „conflict" kunnen
leiden. Japan treedt in China steeds „voort
varender" op en dreigt daarbij de rechten
van derden aan te tasten. Daar is in de
eerste plaats de kwestie der douanerech
ten, welke nog steeds geen bevredigende
oplossing hgeft gevonden. Verder nebben
de Japansche troepen in de internationale
nederzetting een parade gehouden en hoe
wei de troepen daaina op aandrang van
Engeland en Amerika teruggetrokken zijn,
krijgt men toch steeds meer den indruk,
dat Japan niets liever wenscht dan de
Westersche concurrenten uit het Verre
Oosten te verjagen. Ook tegen Hongkong,
waarheen vele Chineezen uit Sjanghai ge
vlucht zijn, heeft men ai dreigende woor
den laten hooren. Dat bij dit alles de kans
op incidenten zeer groot is, behoeft geen
nader beloog.
Overigens moet ook Nederland zich met
het Japansche imperialisme bezig houden,
in de eerste plaats maakt de Japansche
pers opvallend veel misbaar van een bot
sing, die eenigen tijd geleden tusschen
Nederlandsche marine-vaartuigen en Ja
pansche visschersschepei. in de nabijheid
van Riouw heeft plaats gevonden.
Verder is er het feil van de Japansche
doordringing van het Portugeesche deel
van Timor, waarover men zich in Ned.-
Indiè tamelijk ongerust maakt.
Zeker, van een werkelijk gevaar is er
voorloopig nog geen sprake. Ned.-lndie ligt
een 51)00 K.M. van de Japansche bases
afgelegen en dat is zelfs voor de uit
stekende Japansche vloot nog een moeilijk
te overwinnen afstand, nog afgezieL van
het feit, dat deze op den weg naar onze
koloniën zeker ook de Engels'che en Ame-
rikaansche vloot zou ontmoeten. Maar de
veranderingen in de machtsverhoudingen
voltrekken zich tegenwoordig snel en
Nederland kan dan ook niet beter doen,
dan zich op eventueel komende gevaren
zoo goed mogelijk voor te bereiden.
Op zijn reis naar de Oost-Europeesche slaien verbleef de Fransche minister
van Buitenlandsche Zaken Delbos eenigen tijd tn Berlijn. Hij werd begroet
door Ven Neurath, Duitscb minister van Buitanl. Zaken.