Amersfoort en Omstreken. 1873. No. 83. Zaterdag 26 Juli. Uitgever: A. M. SLOTHOUWER, Uren van vertrek der algemeene Communicatie-middelen voor Amersfoort. Hygieine. WEEKBLAD VOOR Dit Blad verschijnt des Zaterdags namiddag. Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden ƒ0,75. Franco door het geheele Rijk0,85. Afzonderlijke nummer71/; Cent. Boekhandelaren cn Postdirecteuren nemen bestellingen aan. TE AMERSFOORT. Advertentiën van 15 regelsƒ0,50. Iedere regel meer0,10. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen door den belanghebbende in persoon bezorgd0,25. Zomerdienst aangevangen 15 Mei ÏST'S. Vertrek van Amersfoort naar Utrecht: NEDERLANDSCHE CENTRAA1-SP00RWEG. Vertrek van Amersfoort naar Zwolle 7,44 aank. Utrecht 8,20, Amsterdam 9,25, Rotterdam 9,40, 's Hage 9,45. 11,1 (sneltr.) 11,30, 12,30, 12,40, 12,50. 2.17 3,2, 4,25, 4,35, 4,50. 3.18 (sneltr.) 4,7,35, 7,45, 7,55. 8,18 8,55, 10,5, 10,20, 10,25. DILIGENCEDIENST J. FLOOR OP AMSTERDAM. Vertrek van Amersfoort 1,30 uur nam., van Soestdijk 2,30 uur, van Baarn 3 uur, Eemnes 3,30 uur, aauk. Amsterdam 6 uur. Vertrek van Amsterdam 8,30 uur voorm., aank. te Amersfoort 1 uur nam. DILIGENCEDIENST OP BARNEVELD. Uit Barncveld vertrek 9 uur 's morgens op de eerste treinen. Uit Amersfoort 9 's avonds na aank. der laatste treinen. 8,49 vertr. v. Utrecht 8,15, aank. Zwolle 10,38, Groningen 1,50, Leeuwarden 1.57. 9.43 (sneltr.) 9,15, 11,8, 1,50, 1,57. 1,34 12,45, 4,8,50, 8,10. 6,16 (sneltr.) 5,50, 7,44. 10,—, 10,—. 8,59 8,20, i, 10,52. DILIGENCEDIENST OP MAARSBERGEN. Uit Amersfoort 6,45 's morgens op de trein van 8,31 naar Arnhem (aank. 9,40 uur) en van 7,51 naar Utrecht (aank. 8,35) en 3 uur 's middags op de trein van 6, naar Arnhem (aank. 7,3.) Uit Maarsbergen 10,15 uur 's morgens na aank. der trein van 10,11 uit Arnhem cn 8,25 uit Utrecht ca 8,30 uur 's avonds na aank. der treiu van 8,15 uit Arnhem. II. Met het oog op deze verschillende stelsels, lcomt ons de vraag voor: dient hier ter stede niet iets beproefd te worden, om vooreerst tegen te gaan dat de bodem dezer gemeente voortdurend worde verontreinigd? Hier ter stede ontvangt men zijn drinkwater uit wel putten die ongeveer 1020 voet diepte hebben. Dat deze putten langzamerhand on zuiver geworden zijn, is bepaald zeker en men behoeft slechts de bewoners dezer ge meente te doen spreken, om te hooren, dat het drinkwater dikwijls èn onaangenaam smaakt èn onaangenaam riekt. Hierin moet verbetering gebracht worden, en wel zoo spoedig mogelijk. Vooreerst moet men het beerputtenstelsel opheffen en evenzoo het laten uitloopen der faecaliën door de riolen in de grachten. Deze zijn in plaats van hel der stroomend water te bevatten, stinkende slooten geworden en dit moet jaarlijks toe nemen. Het spuien door de sluisdeuren kan dit voor eenige uren opheffen, maar dit kan slechts geschieden, zoo de beken een genoeg- zamen toevoer van water leveren, hetgeen in de warme zomermaanden veelal niet het ge val is. Uitbaggeren mag het kwaad iets ver minderen, wegnemen zal het dit niet. Slechts één middel blijft over. Het bestuur beginne om, even als dit in Groningen en Delft ge schiedt en spoedig ook in Leeuwarden, van regeeringswege alle straatvuilnis op te za melen, alsmede den inhoud der privaten op hare kosten te doen ophalen. Dat dit stelsel uitgaven vordert is niet tegen te spreken maar de zaken te laten zooals dit nu is, kan en mag niet langer geschieden. Jaren geleden is door den geneeskundige dr. van Lookhorst aan den Raad een voorstel ingediend om ri olen en mesthoopen op te ruimen en van stadswege de mestspecie bijeen te zamelen en te doen verkoopen. Mocht dit voorstel vele gebreken aankleven, toch was het wensche- lijker geweestdat de Gemeenteraad dit voorstel in behandeling had genomen dan dit ter griffie te leggen. Was men toen be gonnen de mesthoopen te verwijderen, dan was zeker een der oorzaken van besmettelijke ziekten, bijv. typhus, die jaren geleden hier in hevige mate geheerscht heeft, weggeno men en had de cholera in 1866 zeer zeker niet zoovele slachtoffers gemaakt. In het Oostelijk gedeelte van Europa heerscht zij reeds, moet er nu weder gewacht worden om maatregelen tegen dezen vijand te nemen als hij het land is binnengetreden, of zal ons Bestuur trachten door alle middelen die de ondervinding en de wetenschap hebben aan gegeven, den vijand buiten te houden Doch keeren wij tot ons stelsel terug. Men zal ons vragen hoe is dit tonnen sy steem ingericht en eischt de invoering hier van geene groote uitgaven? Dit stelsel is niet zeer kostbaar voor ieder gezin, daar in elk privaat een ton of emmer wordt ge plaatst, die bij het wegnemen door een dek sel wordt gesloten. Het wegnemen van de zen bak wordt gemakkelijk gemaakt door zoo mogelijk aan den buitenmuur van het privaat een deurtje te doen maken, waardoor dit kan geschieden. De inhoud van deze em mers wordt naar eene buiten de Gemeente gelegen mestplaats gebracht, daar in groote kommen uitgestort en daarna met asch straatveegsel en ander droog vuilnis bedekt. Deze mestplaats moet ten minste een kwar tier uur gaans buiten de kom der Gemeente gelegen zijn en doelmatig ingericht, zooals dit in Groningen plaats vindt. Aldaar ge schiedt alles van stadswege en zijn de perso nen, met het ophalen belast, stedelijke amb tenaren. Een directeur staat aan het hoofd, en zorgt voor de goede nakoming der be staande instruetiën. In Groningen zijn bo vendien een aantal privaten en vuilnisbak- FEUILLETON. ItlYRTILLA I. Aan het uiteinde van het dorpje Dofenheim, in den Elsaz, ongeveer vijl'tig voet boven het zandpad, dat naar het woud voert, staat een allerliefst, door vruchtboomen omringd huisje, welks plat dak met groote steeuen belegd en waar van de gevel naar den kant van het dal gelegen is. Eenige paren duiven vliegen tr met hare jongen rond, kippen wandelen langs de hegge, en haan klimt op den kleinen tuinmuur, en geeft kraaiend, dat de Falberg er vau weerkaatst, het teeken tot opbreken en terugkeeren. Eene trap met houten leuningen, waarop de wasch hangt, voert naar de eerste verdieping en twee wijnstokken groeien tegen den voorkant en schieten loten, die tot het dak reiken. Loopt men de trap op, dan ziet men achter in het kleine huisje de keuken met haar bonte borden en dikbuikige schotels, opent men de deur rechts, dan komt men in het woonvertrek met zijne oude eikenhouten meubels, met een zoldering van door den rook gebruinde balken, en de ouderwetsche Neuren- herger klok, die de maat slaat. Eene vrouw van vijf en dertig jaar, gekleed in een lang jak van zwarte taf en een hooge fluweelen muts met groote, krakende banden op het hoofd, zit te spinnen en te mijmeren. Een man met een langharige jas en een kastanje bruine broek aan, met breed en knobbelig voorhoofd, kalm en na denkend oog, laat op zijne knieën een dikken jongen met opgezette wangen, paardje rijden, en fluit hem het signaal om te zadelen voor. Beneden in het dal ziet men het dorp, als ware het om sloten door de kleine vensters van het huisje; de rivier springt over de molenslui9 en loopt vervolgeus door de groote hoekige straat, de oude huizen met hunne sombere luifels, schuren en dakluiken, en hunne in de zon hangende Bftten, de jonge meisjes, die op den steen in den stroom knielen en goed wasschen, de ossen, die tusschen de groote weiden drinken en diep uit d<> keel brullen, de jonge herders, die huuue zwepen laten klappen, de toppen der bergen, waarop de slanke kruin der dennen zich verheft, dit alles weerkaatst in de blauwe golvendie in het voorbijgaan, kleine troepen eenden of eenige oude op den heuvel ontwor telde boomen met zich voeren. Wanneer men al deze dingen in de gepaste stemming ziet, denkt mende lieve God is toch goedAl wat Hij gemaakt heeft is volkomenvoortreffelijk.Laat ons hem danken en zijn lof vermelden van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen! Welnu, mijne vrienden, zietdaar Bremer's huis, zietdaar Bremcr zei ven, zijne vrouw Cathariua cn hun zoon, den kleinen Frits, in het jaar onzes Heeren 1820. Ze staan mij nog levendig voor den geest, zooals ik hen u zoo even heli geteekend. Christiaan Bremcr had onder de jagers, van de keizerlijke garde gediend. Na 1815 was hij met Cathariua zijn oud liefje, die er wel wat ouder, maar nog steeds frisch cn bekoor lijk uitzag, getrouwd. Met zijn eigen vermogen, zijn huis, zijn vier of vijf morgen wijnbergen, en de landerijen, die hij als huwelijksgift van Catharina had gekregen, was Christi aan Bremer een van de meest gegoede inwoners van Dofen heim en zou burgemeester, secretarislid van den raad hebben kunnen worden, indien hij naar dergelijke eerepos- ten had willen' dingen; wat echter niet tot zijn zwak be hoorde. Zijn eenig vermaak, als hij van den arbeid op het land terugkeerde, bestond hierin, dat hij zijn geweer van den muur nam, zijn hond Fricdland floot en een tocht door het woud ging maken. Nu gebeurde het eens, dat de flinke man, toen hij op zekeren dag van de jacht terugkeerde, in zijne groote wei- t-asch een klein zigeuner kind meebracht, een meisje, dat ongeveer twee of drie jaar oud, zoo beweeglijk als een eek horentje en zoo bruin als een zwarte bes was. Hij had het in den zak van een ongelukkige zigeuner vrouw, die dood van vermoeienis en misschien ook van honger aan den voet van een boom lag, gevonden. Ik laat aan ieder over om zich een voorstelling te maken van Catharinaas schreeuwen en tegenstribbelen. Maar daar- Breiuer de gewoonte had om in zijn eigen huis te bevelen, zeidc hij eenvoudig tot zijne vrouw, dat de kleine met den naam van Susanna, Frederike, Myrtilla gedoopt en te samen met den jeugdigen Frits zou groot gebracht w orden. Men begrijpt gemakkelijkdat alle peettantes van het dorp kwamen om beurtelings de kleine zigeunerin, welks ernstig eu droomerig gezichtje de verwondering zeer gaande maakte, te bekijken. „Dat is geen kind, als de andere kinderen", zeiden ze, „het is eene heidin een echte heidin Men ziet in haar zwarte oogen, dat ze alles begrijptzij verstaat ons Pas op, baas Christiaan, de zigeuners hebben lange vingers Als men kleine bunzings opfokt, verwurgen ze op een goeden morgen uw haau en maken zich uit de voeten." „Loopt naar den duivel 1" riep Bremer, „bemoeit u met uwe eigene zaken. Ik heb Russen gezien, ik heb Spanjaar den gezien, ik heb Italianen, Duitschers en Joden gezien, sommigen waren zw art, anderen bruin, anderen rood; dezen hadden een krommen, genen een stompen neus, en onder allen, ja onder allen heb ik flinke kerels ontmoet." „Dat is wel mogelijk", zeiden de meters, „maar al dezo menschen woonden in huizen, terwijl de zigeuners in open lucht leven." Hierop nam hij ze bij de schouders en bracht zc zeer be leefd de deur uit. „Gaat, gaat weg", zei hij, „ik heb uw raad niet noodig. Het is tijd om de plaats te luchten, de stallen uit te mesten, en den grond te dweilen." Toch hadden de meters van Dofenheim niet zoo gan9cE en al ongelijk gehad, gelijk men een dozijn jaren later onge lukkiger wijze gewaar werd. (Wordt vervolgd.)-

Historische kranten - Archief Eemland

Weekblad voor Amersfoort en Omstreken | 1873 | | pagina 1