Fersoneele Belasting en
Patentrecht.
Europeesche Mogendheden in vredelie-
venden zin te intervenieeren. Rusland
zou transacties toelaten op het verdrag
van San Stefano en op de stichting van
het vorstendom Bulgarije. Het ontslag
van Gortschakoff is waarschijnlijk; zijn
opvolger is nog niet bekend, doch graaf
Schouwaloff zal het niet wezen.
In Engeland heeft de Regeering bij de
publieke opinie meer en meer steun ge
vonden, en het valt inderdaad niet te
ontkennen, dat het standpunt, door Lord
Salisbury ingenomen, zich zeer goed ver
dedigen laat.
In het Hoogerhuis werd door Lord
Beaconsfield en in het Lagerhuis door
Sir Stafford Northcote voorgesteld
dat een eerbiedig adres zou worden
aangeboden aan Hare Majesteit, om Ha
re Majesteit dank te zeggen voor hare
zeer genadige (mostgracious) boodschap,
waarbij aan dit Huis Harer Majesteit
voornemen wordt medegedeeld om te
bepalen, dat de leger-reserve en de reser
ve der militie, of zulk gedeelte daarvan
als Hare Majesteit noodzakelijk mocht
oordeelen, onmiddellijk voor den werke-
lijken dienst znllen worden opgeroepen."
Op dit voorstel waren twee amende
menten aangekondigd een door sir Wil
frid Lawsonom namelijk hieraan de
zinsnede toe te voegen
maar dat dit Huis het betreurt, dat
Harer Majesteits ministers het wensche-
lijk geacht hebben tot de oproeping der
reserve te adviseeren, overwegende dat
het niet gebleken is dat eenige groote
noodzakelijkheid daarvoor bestaaten
dat dergelijke oproeping der reserven is
noch voorzichtig met 't oog op de belan
gen van den Europeeschen vrede, noch
noodzakelijk voor de veiligheid des lands,
noch gerechtvaardigd door den staat van
zaken buiten 's lands."
Het tweede amendement was van sir
George Campbell, en stekte om aan het
adres deze zinsnede toe te voegen
»en eerbiedig te smeeken, dat Hare
Majesteit de preliminaire conferentie
door de regeering van het Duitsche Rijk
voorgesteld, moge aannemen en dat zij,
onder onthouding van eenige geïsoleerde
handeling in eene zaak waarbij dit land
slechts weinig direct belang heeft, aan de
andere Europeesche Mogendheden moge
te kennen geven dat Harer Majesteits
regeering bereid is haar in eiken gemeen-
schappelijken stap te steunen, welken zij
mochten doen om zich te verzetten tegen
de daad van onverbloemde trouweloos
heid en berooving, welke de Russische
regeering gedreigd heeft tegen Rumenie
te volvoeren."
Het huis der Lords heeft het adres van
antwoord op de koninklijke boodschap
zonder stemming, dus eenstemmig aan
genomen. In het Lagerhuis werd na een
langdurige discussie de voortzetting van
het debat totheden (Dingsdag) verdaagd.
In het Hoogerhuis zeide lord Beacons
field, terwijl hij het voorstel deed tot het
adres van dankzegging aan H. M. voor
hare boodschap betreffende de oproeping
der reserve, dat Engelands Oostersche
politiek steunde op de tractaten van 1856
en 1871. De premier keurde in de streng
ste bewoordingen tot in bijzonderheden
alle bepalingen van het tractaat van San
Stefano afdit tractaat. zeide hij, waar
over op geheimzinnige wijze en in het ver
borgen onderhandeld werd, wijkt in elk
artikel af van de tractaten 1856 en 1871.
Hij betoogde vervolgens dat dit trac
taat aan Rusland een overwegenden in
vloed schonk op de Zwarte en Aegeïsche
Zeeën en op alle punten van Eurbpeesch
en Aziatisch Turkije; daardoor werden
de belangen van het Engelsche Rijk be
dreigd en de weg van Engeland naar
Azie zou kunnen worden afgesloten, daar
Rusland over Syrië in de richting van
Egypte zou kunnen voortdringen. Alle
Mogendheden, vervolgde lord Beacons
field, hadden zich gewapend en waarom
zou dan Engeland alleen niet gewapend
zijn? Hij geloofde ook nu nog als vroeger,
dat een Congres het beste middel zou zijn
om alle bezwaren uit den weg te ruimen,
doch toen de Regeering in dat opzicht
hare verwachtifigen teuleurgesteld zag,
besloot zij voorzorgsmaatregelen te ne
men. De reserven zouden 70,000 man
opleveren doch als Engeland in een
grooten oorlog gewikkeld mochtworden,
dan zouden de strijdkrachten belangrijk
vermeerderd worden. Een ontzettende
omkeering heeft in den toestand in het
Oosten plaats gehad en deze bedreigt de
vrijheid van Europa. Het Engelsche Rijk
moet behouden worden door dezelfde
grootsche en vaderlandslievende inspan
ning er, energie als waarvan het zijn ont
staan dankt..
Lord Granville zeide, dat hij de verant
woordelijkheid voor den maatregel geheel
aan de Regeering overliet.
Lord Derby verzette zich tegen een
oorlog, omdat het bondgenootschap van
Oostenrijk-Hongarije zeer twijfelachtig
en ieder ander verbond onmogelijk was.
Lord. Salisbury sprak zijne strenge
afkeuring uit over lord Derby's onbeschei-
dene mededeelingen en bestreed in scher
pe bewoordingen de Russische politiek.
In het Lagerhuis stelde sir S. Northcote
het adres aan de Koningin voor en hij
drukte de hoop uit, dat ook thans nog
een congresonder de door Engeland
gestelde voorwaarde, mogelijk zou zijn.
Gladstone bestreed de politiek van
isolement en betoogde dat overeenstem
ming met Europa verreweg de voorkeur
verdiende.
Sir Wilfrid Lawson lichtte zijn bekende
amendement toe, waarna verscheidene
sprekers zich nog voor en tegen de op
roeping der reserve verklaarden.
Gladstone's argumenten werden door
den heer Ready bestreden, die aantoonde
dat de Engelsche regeering niet moed
willig den oorlog zoekt.
Den volgenden dag werd het debat
voortgezet. De radicalen vielen de poli
tiek van het kabinet aan. Het amende
ment van Sir Wilfrid Lawson werd door
Lord Hartington bestreden. Hij hoopte,
dat een congres nog mogelijk zou wor
den, maar veroordeelde ten sterkste elke
voetstappen zichtbaar.
»Volg!" zeide Heape, en zij naderden
den schoorsteen. De kamer was daar vrij
duister en eerst toen zij dichtbij kwamen
konden zij alles duidelijk onderscheiden.
Toen zagen zij een afschuwelijk tooneel.
Op den grond lag, onder de opening van
den schoorsteeneen menschelijk ge
raamte met eenige overblijfselen van
kleederen. Maar, verwonderlijk genoeg,
dwars over de ribben van het geraamte
lag de vermiste ijzeren trommel waarin
de oude dame haar testament bewaarde.
Wie zijtgij Mijnheer 1" sprak Bowden
in de hoogste verbazing. Deze trommel
bevat het testament, dat mij erfgenaam
maakt van dit landgoed, en als gij het
niet hadt gevonden zou ik over eeni
ge dagen met vrouw en kinderen dood
arm geworden zijn."
Toen verhaalde de Heer Heape zijn
droom; zijne beschrijving van de oude
dame kwam volmaakt overeen met die
van de vermoorde Jufvrouw Bowden.
Een onderzoek van de overgebleven
kleederen en brieven in de zakken gevon
den bewezen zonneklaar dat het geraam
te dat was den losbandigen neef van Juf
vrouw Bowden. Men moet onderstellen
dat hij, na deze te hebben vermoord, de
deur heeft gesloten, en bekend als hij was
met de hoeken en gaten van het gebouw
getracht heeft door den schoorsteen,
waardoor hij vermoedelijk was binnenge
komen, weder te ontsnappendat hij in
den schoorsteen is uitgegleden en dat de
zware ijzeren trommel op hem vallende
hem heeft gedood. De ratten, in dat ge
deelte van het huis in groote menigte
aanwezig, moeten het lijk hebben afge-
knaagd zoodat er niets van overbleef dan
de beenderen.
Het portret van den Heer Heape hangt
nu in de eetkamer met dit onderschrift:
Wijs nimmer een vreemdeling af,
want gij mocht eens een engel afgewezen
hebben."
aan zijn wensch. Toen zij weder op de
tweede verdieping waren vroeg de Heer
Heape
j Waar leidt die nauwe gang naar toe?"
»0, dat is een toegang naar een oud
gedeelte, dat voor bovenkamèrs enz. ge
bruikt wordt."
Als ge er niet tegen hebt zou ik die
gang wel eens willen doorloopen."
George Bowden glimlachte en stemde
toen. Toen zij aan het einde waren zag de
Heer Heape tot zijne verbazing dezelfde
oude nauw trap uit zijn droom.
Ik moet naar boven," zeide de Heer
Heape.
De Heer Bowden gaf schouderopha
lend toe en zeide toen zij boven waren.
»Die zijn de bodenkamers. Die wilt
ge toch niet bekijken
»Neem het mij niet kwalijk," ant
woordde de ander hoogst ernstig, ïhier
moet ik juist zijn." En hij opende de deur.
Het was dezelfde kamer waarvan hij ge
droomd had. Zonder zich te bedenken
schreed hij de kamer door en opende de
daaraan grenzende. De Heer Bowden
volgde hem ten hoogst verbaasd. Toen
hij de tweede kamer binnentrad, keek
de Heer Heape rond. Er was geen andere
deur te zien dan die waardoor zij waren
binnengekomen. Aan het uiterste einde
stond een oudwetsch ledikant met een
hoog hoofdeinde. Verder bevatte de ka
mer een aantal oude meubelen allen met
stof bedekt. Een oogenblik aanzelde de
Heer Heape en trad toen op het ledikant
toe. Dit stond ongeveer tweevoet van
den muur. Op die ruimte wijzende zeide
hij »daar is de deur die ik zocht."
Ik wist niet, dat daar een deur was,"
zeide Bowden, hoe langer hoe meer ver
wonderd óver de handelingen van zijn
gast. Deze trad achter het ledikant en
opende de deur; Bowden volgde hem op
den voet. Vóór hem was eene kamer ge
heel gelijk van grootte als die er naast,
maar ledig en met stof bedekt. Van af
de deur tot aan den schoorsteen waren
oorlogzuchtige politiek. Sir Stafford
Northcote sprak voor de Regeering. Het
eerste amendement werd met groote
meerderheid verworpen, het tweede in
getrokken. Vele liberalen onthielden zich
van stemming. Het adres werd ten slotte
met algemeene stemmen aangenomen.
KENNISGEVINGEN.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gezien het besluit van den heer Com
missaris des Konings in de provincie
Utrecht van den 1. Maart 1878, no. 2, Az.
(Provinciaalblad no. 27), houdende bepa
ling van den tijd en de wijze der beschrij
ving voor de personeele belasting en het
patentrecht over het dienstjaar 1878/79;
Brengen ter kennis van de ingezetenen
dezer gemeente, dat de uitreiking der be
schrijvingsbiljetten voor de personeele
belasting eu der gewone patentdeclarato-
ren een aanvang zal nemen op Donderdag,
den 2. Mei e. k. en de weder-inzameling
der ingevulde verklaringen op Donderdag,
den 16. dier maand; terwijl de patentde-
claratoren voor de slijters, tappers, kroeg
en koffiebuishouders afzonderlijk, zoodra
mogelijk na den ingang van het dienst
jaar. aan hunne huizen bezorgd eu binnen
drie dagen na de bezorging teruggehaald
worden.
Wordende wijders aan de ingezetenen
herinnerd
a. Dat het hun vrij staat zich betrekke
lijk de drie eerste grondslagen te gedragen
aan den aanslag van het vorig jaar, im
mers zoover in geen dier grondslagen
eenige verandering is voorgevallen, en
zonder dat zulks zal kunnen verhinderen
het gelasten van eene herziening volgens
art. 32 der wet van 29 Maart 1833 (Staats
blad no. 4).
Dat echter eenieder ten ernstigste aan
gemaand wordt, om, door eene nauwkeu
rige en juiste opgave van de huurwaarde,
van het getal deuren, vensters en haard
steden, mitsgaders van dienst- en werk-
boden en paarden, en de klasse waartoe
zij werkelijk beboóren, de kosten en be
boetingen te voorkomen, waaraan men
zicb anderszins zal blootstellen.
b. Dat eenieder gehouden is de vragen
in de biljetten vermeld, onverwijld stellig,
duidelijk en zonder eenige voorbekoudiug
te beantwoorden; zullende diensvolgens
geene latere reclamatien, gevolg van dub
belzinnige antwoorden als niet gedaan
kunnen aangemerkt worden.
Indien de biljetten niet op het tijdstip
der ophaling aanwezig of niet behoorlijk
ingevuld zijn, vervallen de ingezetenen in
de verplichting om.deze zeiven ten kanto
re te brengen, bij gebreke waarvan zij zich
blootstellen aan de boete van achtmaal
het bedrag der belasting bij art. 35 4 der
wet vastgesteld.
c. Dat niemand zich op verzuim in de
uitreiking of terughaling van het biljet-
kan beroepen, daar diegene, welke in zoo
danig mogelijk, doch hoogst on waarschijn -
lijk geval mocht verkeeren, verplicht is
zijne opgave vóór of op den 31. Mei 1878,
ten kantore van den Ontvanger intedienen,
bij wien de beschrijvingsbiljetten, ter in
vulling, kosteloos verkrijgbaar zijn.
d. Dat, ingeval de bewoners van het
huis niet kunnen schrijven, de Ontvanger
of zijn gemachtigde, des gevraagd de in
vulling zal doen in des bewoners naam,
zonder daarvoor eenige betaling te kunnen
eischenmet vermelding van de reden
waaromzullende zoodanige aangiften
door den Ontvanger of door zijn gemach
tigde in tegenwoordigheid van een derden
persoon, met en benevens dezen worden
geteekend, na voorafgaande voorlezing.
e. Dat van de terughaling der biljetten
aan de ingezetenen een behoorlijk bewijs
zal worden gelaten.
Dat bij de wet van 9 April 1869 f
(Staatsblad no. 59) onder anderen de na
volgende bepalingen zijn gemaakt:
Wegens vrouwelijke dienstboden die,
op den 1. Mei des jaars waarover de be
lasting loopt, ouder dan 18 en jonger dan
21 jaren zijn, bedraagt de belasting f5
(voor iedere dienstbode) zonder toepas
sing van het opklimmend tarief.
Geene belasting is verschuldigd voor
de éénige vrouwelijke bediende, overigens
naar de 1ste, 3de of 4de klasse belastbaar,
in dienst van den belastingschuldige welke
geene andere bedienden houdt en vier of
meer eigen of aangehuwde kinderen,
kindskinderen of pupillen bij zicb heeft
inwonen, die op den 1. Mei des jaars waar
over de belasting loopt, jonger dan 21
jaar zijn.
Die na den 15 Mei een perceel in ge-
brnik neemt, is voor dit perceel de belas
ting naar de vier eerste grondslagen voor
den tijd des dienstjaars die nog over is,
verschuldigd.
Aan den belastingschuldige die in den
loop des dienstjaars een perceel verlaat,
zonder daarin eenige roerende goederen of
iemand in zijnen dienst achtcrtelaten
wordt ontheffing verleend van zijnen aan
slag naar de vier eerste grondslagen voor
den tijd des dienstjaars die nog over is,
indien daarvan door hem binnen den tijd
van eene maand, volgende op die waarin
hij het perceel verliet, tegen bewijs schrif
telijk aangifte is gedaan ten kantore des
Ontvangers op een aldaar kosteloos ver
krijgbaar biljet.
De ontheffing wordt ook verleend over
het driemaandelyksch tijdvak waarin het
perceel werd verlaten, indien de belasting-
schuldige daarna, doch in den loop van
datzelfde tijdvak, een ander perceel, waar
voor hij belastingplichtig is, in gebruik
neemt."
Bij overlijden van den belastingplich
tige treden zijne erfgenamen in dezelfde
rechten en verplichtingen."
g. Dat zij die in de bezorging der ver
klaringen of aangiften voor het patent
recht mochten zijn voorbijgezien zich
daarop niet kunnen beroepen, maar de
verklaringen, verkrijgbaar bij den rijks
ontvanger, in persoon of door een gevol-
machtigde moeten indienen.
h. Dat alle schippers en eigenaars van
vaartuigen, de gedelegeerden van de twee-