Overzicht der week.
BUITENLAND.
school
En hiermede werden de algemeene be
raadslagingen gesloten, en was in de zit
ting van Donderdag j.l. de behandeling
van art. i aan de orde. Een geheel nieuw
art. i door den Heer van Wassenaar
voorgesteld, voerde de Kamer bijna tot
de algemeene beraadslagingen terug.
Tot tweemalen toe moest de Voorzitter
den spreker aanmanen om zich bij het
amendement te blijven bepalen. Onder
meer wenschte de Heer van Wassenaar
van Rijkswege »een vaste jaarwedde toe
te kennen aan eiken onderwijzer, die ge
durende één jaar minstens dertig leerlin
gen op eene gevestigde openbare of bi-
zondere school onderwijs heeft gegeven,"
dus na één jaar onderwijs gegeven te
hebben een jaarwedde in perpetuum
zooals de Heer v. d. Loeff opmerkte.
Ook de Min. verklaarde zich tegen 't
amendement, dat hij beschouwde als de
vrucht van langdurige en rijpe overwe
ging, en waarin men dus een bewijs kon
zien, dat aan den boom van den Heer v.
W. geen goede vruchten rijpen. Met 56
tegen 13 stemmen werd dit amendement
verworpen. Een amendement van den
Heer v. d. Kaay op art. 1 werd eveneens
verworpen, waarna art. 1, dat huis- en
schoolonderwijs van elkander scheidt
onveranderd werd aangenomen. Bij de
discussie hierover verklaarde de Heer v.
Nispen, dat hij en zijne geestverwanten
den volgenden dag bleek, dat de Hr.
v. Nispen geen volmacht had gehad om
namens al zijne geestverwanten te spre
ken geen amendementen op ft begin
sel der wet zouden voorstellen, wijl dit
toch tot niets zou leiden. Die beleefdheid
op prijs stellende, hoopte de Minister, dat
het voorbeeld navolging zou vinden.
Art. 2 somt de leervakken op. De
nuttige handwerken voor meisjes zijn
onder de verplichte vakken opgenomen,
en de Geschiedenis beperkt tot die des
vaderlands. De drie op dit art. voorge
stelde amendementen konden geen ge
nade vinden in de oogen der Kamer. De
Heer V. Delden had voorgesteld de nut
tige handwerken voor meisjes van de ver
plichte naar de facultatieve leervakken
over te brengen, wat heftig bestreden
werd door den Heer Idserda. De Heer
v. d. Berch wilde de vormleer naar de
facultatieve vakken overbrengen en de
Heer Moens handteekenen en (vooroefe
ningen der) gymnastiek onder de ver
plichte vakken opnemen. Hoe krachtig
de Heer Moens hiervoor ook in de bres
sprong, de Kamer kon zich met zijne
inzichten niet vereenigen. De vormleer
vond in den Utrechtschen Inspecteur een
verdediger, in dien van Noord-Brabant
een bestrijder. Sommigen wisten, wat
vormleer was, anderen konden er zich
geen denkbeeld van vormen. We ver
heugen er ons over, dat de Kamer èn 't
amendement van den Heer v. d. Berch
èn dat van den Heer Van Delden heeft
verworpen, 't Onderwijs in de vormleer
rijtuig te onderzoeken en men kon
begrijpen dat ik dadelijk aan het geld
dacht. Ik was zeer benieuwd te weten of
dat er nog was of niet.
Tot mijne teleurstelling was er geen
spoor van te ontdekken. Dit gaf natuur
lijk aanleiding om Muzzle te ondervragen
maar hij bezwoer niets anders te hebben
gevonden, dan wat hij meegebracht had.
Het scheen dat hij de waarheid sprak,
want, hoewel wij op een cent na konden
nagaan hoeveel Chase bij zich gehad
had wij konden er geen spoor van ont
dekken. Naderhand viel wederom de
verdenking op Muzzle en den man die
hem geholpen had; hunne woningen
werden onderzocht, maar te vergeefsch.
Ik behoef wel niet te zeggen dat de zaak
veel sensatie maakte; de Londensche
bladen maakten er gewag van; wij ont
vingen telkens bezoek van detectives en
politieinspecteurs; onze bank loofde een
prijs uit voor het ontdekken van den dief
en de regeering deed evenzoo, maar alles
zonder eenig resultaat.
Gedurende veertien dagen lag Chase
geheel bewusteloos in het kleine tolhuis.
kan de uitsteken dste resultaten opleve
ren. Art. 2 werd daarop zonder stem
ming goedgekeurd.
Op art. 3 dat eene bepaling van open
baar- en bizonder onderwijs geeft, waren
vier amendementen voorgesteld, waar
van de Heer Moens ft zijne introk. Vol
gens den Minister zijn alle scholen, ge
heel of slechts ten deele van overheids
wege bekostigd openbare scholen, de
overige bizondere; tot dusverre heeten
ook de gesubsidieerde scholen bizondere.
Deze zullen dus nu aan alle regelen der
wet worden onderworpen. Nu wilde de
Heer v. d. Kaay die gesubsidiëerae bi
zondere scholen, zooals ze nu zijn, in
standhouden, de Heer Lenting wilde er
eenige van instandhouden, n.l. die, waar
les gegeven wordt in al de facultatieve
vakken van art. 2 en de Heer v. Naamen
wenschte ze alle tijdelijk te behouden.
Op de twee eerste amendementen stel
de nu de Heer Van Zinnicq Bergman
nog een subamendement voor, dat alge
meen gelach verwekte van liberale zijde,
en daardoor weer opstuiving en gemaakte
verontwaardiging der rechterzijde ten
gevolge had, zoo zelfs dat de Heer Barge
moest verzocht worden zich aan de par
lementaire vormen te houden.
De Heeren v. Naamen en Lenting
trokken hunne amendementen in, toen
de Min. bij zijn artikel eene rneuwe alinea
voegde, waarin hij als gesubsidieerde
bizondere scholen in stand houdt, die,
waar onderwijs wordt gegeven in de mo
derne talen en de wiskunde. De Heer v.
d. Kaay was door die wijziging nog niet
tevreden, doch met 40 tegen 33 stemmen
werd zijn amendement veroordeeld, na
dat het subamendement van den Heer
Bergman, om de woorden te schrappen,
die het recht op subsidie verbinden aan
de neutraliteit der school met 23 stem
men meerderheid was verworpen. Daar
na werd art. 3 goedgekeurd en werd art.
4, behelzende bepalingen omtrent het
hygiënisch staatstoezicht aa,n de orde
gesteld. Een amendement van den
Heer v. d. Berch wilde de bizondere
school aan dit toezicht geheel onttrek
ken. Spr. beriep zich nu op art. 194, alsof
door 's Ministers bepaling de Vrijheid
van onderwijs beperkt zou zijn. De Heer
v. Houten wil al. 2 van dit art. geheel
doen vervallen, Spr. zag hierin eene
eisch der gemeentelijke autonomie.
Door de Heeren Borgesius en v. d.
Loeff werd die inderdaad zonderlinge
opvatting van den man, die zooveel zorg
getoond heeft voor de kinderen, met
groote warmte bestreden. Zij noemden
dit art. eene der uitstekendste verbete
ringen der wet. De Inspecteur van N.-B.
verdedigt ft voorstel van den Heer v. d.
Berch, de Heer Moens wil daarentegen
ook waken voor den gezondheidstoe
stand van de kinderen der bizondere
school. Het amendem.-v. Houten wordt
hierop verworpen met 38 tegen 29 stem
men. De Inspecteur van N.-B. stemde
De doctoren zeiden dat hij eene hersen
schudding had gekregen, maar dat er
overigens geen kwetsuren schenen te
bestaan. Zijn toestand was van dien aard.
dat men er niet uit kon opmaken wat er
gebeurd was, want zelfs toen hij weder
bij kwam was hij gedurende een paar
maanden niet in staat een samenhangend
verhaal te doen. Gedurende al dien tijd
werden alle mogelijke nasporingen ge
daan, maar zonder den dief te ontdekken;
een dief toch moest er zijn, want waar
was anders liet geld gebleven. Een van
de pistolen bleek geladen te zijn, terwijl
het andereniet afgeschoten was, want,
hoewel de haan neder was, bleek dit
voldoende uit de zuiverheid van den loop;
er was dus niet op Chase geschoten. Maar
aan wien behoorden dan de wapens
Niemand had ze ooit in zijn bezit gezien
en de naam van den maker was er niet
op te ontdekken. Wij en zelfs de beste
politiemannen begrepen niets van de
zaak en zoo werd ook niemand gearres
teerd.
Wordt vervolgd)
in strijd met zijne verklaring <i waar
schijnlijk door het hem opgelegd zwij
gen ook voor 't amendem.-v. Houten.
Over ft amendem.-v. d. Berch staakten
de stemmen met 34 tegen 34, een gevolg
van het te vroeg wegloopen van verschei
dene leden, zoodat het eerst Maandag
met 39 tegen 37 stemmen verworpen en
art. 4 daarop onveranderd goedgekeurd
werd. De Staat zal dus zorg dragen, dat
op de bizondere scholen ten minste de
lichamelijke gezondheid der leerlingen
door ongeschiktheid der lokalen niet
wordt benadeeld.
Art. 5 regelt de goedkeuring van on
geschikte schoollokalen en de administra
tieve proceduren, die zoodanige afkeu
ring kan uitlokken. Ook dit art. werd
met zeer kleine wijziging aangenomen.
Kon tot dusverre de Schoolopziener de
lokalen afkeuren van nu af aan zal
dit alleen kunnen geschieden door den
Inspecteur van ff geneeskundig staatstoe
zicht.
Bij art. 6 voerde alleen de Heer Bre-
dius Jr. ff woord. Hij achtte het wensche-
lijk, dat in geestelijke gestichten geen
lager onderwijs mocht worden verstrekt,
en dat geestelijken en bedienaren van
den godsdienst van de bevoegdheid tot
het geven van lager onderwijs zouden
worden uitgesloten. Art. 6 en 7 werden
zonder stemming goedgekeurd. In de
zitting van Dinsdag werd de kwestie van
het toezicht tot op zekere hoogte reeds
beslist, althans men mag aannemen, dat
onbezoldigde arrondissementsschoolop
zieners zullen behouden worden. De
Minister en de Inspecteur Verheijen ver
dedigden ff stelsel van bezoldigde en
onbezoldigde Schoolopzieners, de In
specteur Moens en de Heer Borgesius
wilden uitsluitend bezoldigde Schoolop
zieners, dus menschen, die zich geheel
aan ff onderwijs wijden kunnen.
We betreuren het, dat de meerderheid
zich in deze aan de zijde des Ministers
schaarde.
Art. 8 veroordeelt in naam het kwee-
kelingenstelsel. ff Verstrekt den Heer
Moens tot eer, dat hij bevreesd is voor de
slechte werking van de nu aangenomen
regeling; ff is een bewijs, dat hij de zaken
doorziet en geen waarde hecht aan
schoonklinkende woorden, die de on
dervinding zal ff leeren even zoovele
holle klanken zijn. Wèl heeft de Kamer,
en wèl heeft de letter van de wet gebro
ken met het systeem om de kweekelingen
als zelfstandige onderwijskracht te be
houden maar wat beteekent dit voor
honderden scholen, zoolang de wet nog
toestaat, dat jongens van 15 jaar als
kweekelingen mogen worden toegelaten
en behulpzaam zijn. De kweekelingen
in de toekomst zullen nagenoeg zijn, wat
die van het verleden waren 1 In de
zitting van Woensdag werden art. 920
vastgesteld en deed de Hr. Moens de me-
dedeeling, dat hij zijne amendementen
introk, onder voorbehoud misschien later
op eenige terug te komen. De toekomst
zal den Heer Moens voldoening schen
ken. ff Nederlandsche volk heeft hem
leeren kennen als een krachtig en onver
moeid ijveraar voor verbetering van ons
volksonderwijs, hij was de eerste, die op
de noodzakelijkheid eener wetswijziging
in liberalen zin heeft gewezen, hij is de
laatste geweest, die in dien geest getracht
heeft ff ontwerp Kappeyne te versterken.
Of bij binnen weinige jaren al of niet zelf
de aangevangen taak met meer vrucht
zal mogen voortzetten, de naam Moens
zal toch onafscheidelijk verbonden blij
ven aan de verbeteringen, die in het jaar
'78 in het volksonderwijs werden aange
bracht 1
Na de indiscretie door het Engelsch
blad de Globe gepleegd, met de open
baarmaking van het tusschen Salisbury
en Schuwaloff gewisseld memorandum,
dat nu zonder eenigen twijfel echt bleek
te zijn, is ook omtrent de besluiten van
het congres eene mindere mate van ge
heimhouding in acht genomen en wordt
het publiek vrij regelmatig op de hoogte
gehouden van de daar genomen beslui
ten. Hoezeer men overtuigd moge zijn
van de noodzakelijkheid om de Ooster-
sche kwestie uit den weg te ruimen, en
hoe sterk men ook gelooven moge dat de
tijd gekomen is om een einde te maken
aan het Turksche wanbestuur, toch blijft
het een weinig verheugend schouwspel
om te zien hoe de Europeesche groot
machten, onder de schoonklinkende be
wering van in het belang van het Turk
sche rijk te handelen, de bezittingen
van den zieken man in stukken verdeelen
en zich toeeigenen. Bedroevend is het
tevens waar te nemen, dat de drijfveer
van Engelands handelingen ten opzichte
van het tractaat van San Stefano, niet
anders was dan het zuiverste eigenbe
lang, niettegenstaande steeds het even-
wichtsbelang van Europa op den voor
grond gesteld werd. Het wordt hoe
langer zoo duidelijker, dat al de onder
handelingen, die er vóór het congres
tusschen de mogendheden werden ge
voerd, niet ten doel hadden de belangen
van den zwakken te behartigen, maar
alleen den vorm te vinden waarin aan de
hebzucht van al de contracterende par
tijen kon worden voldaan. En zelfs de
geringe troost blijft ons niet over dat
thans een definitief einde aan het treur
spel komtBismarck toch heeft het zelf
verklaard dat de thans tot stand geko
men regeling nog slechts eene der eerste
bedrijven is van het drama, en dat er
voor het einde daarvan nog verschillende
zullen moeten worden afgespeeld.
Voor zoover het congres thans met
zijn arbeid gereed kwam, is omtrent het
Turksche gebied het volgende besloten.
Ten zuiden van den Balkan wordt een
nieuw vorstendom gevormd, dat onder
toezicht blijft van Turkije, welk rijk de
verschillende Balkanvestingen blijft be
zetten. De Dobrudsja wordt aan Rume-
nié gegeven, benevens eene vruchtbare
strook lands aan den Donau van af Czer-
nawoda tot Silistriadaarentegen staat
dit vorstendom aan Rusland Bessarabië
af, welks bezit voor Rusland zoo groote
waarde schijnt te hebben, dat het zich
niet ontziet deze landstreek zich toete-
eigenen, niettegenstaande het protest
van Rumenië. Oostenrijk-Hongarije
krijgt verlof Bosnië en de Herzegowina
door hare troepen te doen bezetten, na
tuurlijk alleen met het doel aldaar de
rust te helpen bewaren. Servië, Rumenië
en Montenegro worden onafhankelijk
verklaardhet laatste vorstendom krijgt
daarenboven de zeehaven Antivari. Deze
staten zijn echter verplicht volkomen
vrijheid van godsdienst toe te passen.
Engeland eindelijk zal, indien men het
daaromtrent loopende gerucht mag ge
looven, het protectoraat over Aziatisch
Turkije verkrijgen. Omtrent de defini
tieve grensregeling van Griekenland zal
eerstdaags door het congres worden be
slist.
Dat al deze besluiten niet zonder pro
test van de Turksche gevolmachtigden
genomen werden laat zich begrijpen, en
het gerucht was dan ook reeds verspreid
dat zij vertrekken zouden, doch dit is
niet geschied, en het laat zich aanzien
dat Turkije wel in de besluiten zal berus
ten. In Hongarije heeft het besluit om
trent Bosnië en de Herzegowina een
onbeschrijfelijken indruk gemaakt, die
zich gemakkelijk laat begrijpen na de
uitdrukkelijke verklaring van Koloman
Tisza, dat de Keizer zonder uitdrukke
lijke toestemming derPorte geenTurksch
grondgebied zou annexeren. De bladen
voeren een heftigen taal en zelfs de Pester
Lloyd zegt er geen borg voor te zijn dat
de algemeene ontevredenheid zich niet
in eene uitbarsting lucht zal geven, die
het geheele door het Congres gebouwde
kaartenhuis omverwerpt.
De afscheuring van Bessarabië van
Rumenië heeft niet zonder protest van
dit rijk plaats gehad en ook Graaf Bea-
consfield heeft er zich in ongunstigen zin
over uitgelaten, doch, daar Engeland er
geen bepaald belang bij had, het bij een
betreuren van Ruslands houding gelaten.
In Duitschland bereidt men zich voor